Vrouwen die ouder worden maar zich jong blijven voelen. Hoe doen ze dat? En is oud worden een straf of een zegen? Yontie Helders sprak met Johanna Ankoné: “Ik heb genoeg ideeën en passies om er drie levens mee te vullen.”
Johanna Ankoné, geboren in Oldenzaal, had een beeldschone moeder die op haar wenken bediend wilde worden en een vader die architect was. Zijn geld was kwijtgeraakt in de oorlog en hij beschouwde zijn dochter als een maatje. Johanna deed gymnasium bèta bij de paters Karmelieten maar toen zij geneeskunde wilde studeren, stuitte dat op verzet van vader. Haar broers gingen voor!
De vader van haar eerste vriendje was huisarts in Losser en Johanna maakte het leven van een arts van dichtbij mee. Het hoogst haalbare voor haar was echter slechts een opleiding tot klinisch chemisch analist aan de Draaiweg in Utrecht. “Ik vond dat vreselijk en had altijd het idee dat ik iets miste. Wat was ik jaloers op mijn vriendjes die medicijnen studeerden. Na de opleiding kreeg ik via de vader van mijn vriend een baan in het kleine ziekenhuis van Losser. Een jaar later werd ik door de biochemicus van het ziekenhuis in Enschede overgehaald om daar te komen werken. We werkten nauw samen met de TU in Enschede en zo werd het toch nog interessant. Toen mijn vader kwam te overlijden, liet hij een verweesd architectenbureau achter. Ik was de enige thuis die iets van de zaak wist, mijn vader deelde zijn zorgen met mij. Mijn moeder bemoeide zich daar niet mee. Mijn jongere broers waren van niets op de hoogte, zodat ik met een aardige maar oude Amsterdamse belastingconsulent om de tafel zat.
“In Amsterdam waren de collega’s concurrenten”
Na zes jaar verkering – mijn uitzet stond klaar op de zolder – maakte ik het uit met mijn vriend. Hij was een van de aardigste en intelligentste jongens die ik ooit heb ontmoet maar hij was geen doorzetter, hij verschool zich voor de hardheid van het leven, terwijl er voor mij geen ontkomen aan was. Ik heb wel honderd van de honderden brieven van hem bewaard, we schreven elkaar bijna dagelijks omdat bellen te duur was. Zijn ouders ben ik blijven bezoeken, ik hield van zijn hartelijke Belgische moeder en zijn zachtaardige erudiete vader.
Na Enschede ging ik werken in het Binnengasthuis in Amsterdam: de sfeer was compleet anders dan in Twente, veel harder. In Enschede draaiden we diensten voor elkaar, in Amsterdam waren de collega’s concurrenten. Ik ontmoette er mijn man, die medicijnen studeerde. Binnen negen maanden waren we getrouwd. Hij ging specialiseren bij Professor Haspels en werd gynaecoloog in het Oude Rijn Ziekenhuis. We kregen twee zonen, hij deed zelf de bevallingen.
Het leek of hij te vroeg was getrouwd. Iedereen wist van zijn affaires, behalve ik. Na de echtscheiding huurde ik een huis in De Meern, hij bleef met zijn nieuwe vrouw in de villa wonen. Mijn jongste zoon bleef bij mij, de oudste ging met zijn vader mee. We verloren elkaar uiteindelijk jaren uit het oog. Ik was niet welkom op zijn huwelijk, noch ontving ik een kaartje bij de geboorte van mijn eerste kleinkind. Ik heb jaren geleefd met een gat in mijn maag, zo miste ik hem.
Maar plots, ik zal de datum nooit vergeten, op 10 oktober om 10.10 uur ging de telefoon en belde mijn oudste. Ik heb staan jubelen, zo blij was ik. Mijn zoons hebben samen in Rotterdam gestudeerd en zijn goede vrienden. Ze waren het er achteraf over eens dat hun vader ‘niet makkelijk was’. Op zijn sterfbed zei mijn ex-man dat hij graag wilde dat ik naar zijn begrafenis zou komen. Hij had eerder al eens gezegd: ‘Het lag niet aan jou.’
“De combinatie van die vier studies bleek een gouden greep”
Tijdens mijn huwelijk was ik naar Artibus gegaan om esthetische vormgeving te studeren. Daarna ben ik nog twee keer uitgeloot voor medicijnen en heb toen maar de School voor de Journalistiek bezocht. Ik kon aan de slag als correspondent Midden-Nederland bij de NRC en schreef over de meest uiteenlopende onderwerpen. Over rechtszaken, congressen, het beheer van de Utrechtse Heuvelrug of de provinciale begroting. Terwijl mijn ex uit bed werd gebeld voor een bevalling, werd ik door de politie gebeld voor een kraakactie.
Tijdens de scheiding ben ik rechten gaan studeren. De combinatie van die vier studies bleek een gouden greep. Daardoor heb ik een heerlijke carrière kunnen maken, internationaal congressen bezocht en geparticipeerd in lokale en landelijke besturen. Ik sprak met ministers en staatssecretarissen over de Gezondheid. Ik was hoofdredacteur bij de Nationale Ziekenhuisraad, plaatsvervangend hoofdredacteur van Medisch Contact, het orgaan van de KNMG, van het magazine van Zorgverzekeraars Nederland en leidde debatten voor het ministerie. Ik schreef over ziekenhuisbouw, zorgverzekeringstelsels, ethiek, budgettering tot manpowerplanning.
Op een avond kreeg ik een fax met de uitnodiging van de Sultan van Oman om de gezondheidszorg in zijn land te bekijken. Wat een belevenis. Veertien dagen werd ik als een prinses behandeld. Op een congres in Ottawa ontmoette ik mijn Engelse vriend Rudolf. Hij was een expert inzake the National Health Service. We dronken whisky toen ik hem interviewde. Later bleek hij op slag verliefd. Hij is een ouderwetse Europese intellectueel die van opera en literatuur houdt en het serieuze deel in mij bevredigt. Wat ik bij hem wel mis is de lol, voor hem is ‘fun’ een verachtelijk woord”.
Inmiddels is Johanna haar werk aan het afbouwen. Toen Rudolf samen met zijn vriend, een Amerikaanse hoogleraar van Yale, door de Rockefeller Foundation werd uitgenodigd om conclusies uit hun werk te beschrijven, werden ze gehuisvest in een villa aan het Lago di Como, hoog boven Bellagio. Johanna ging mee maar voelde zich een beetje grieperig. Koortsig lag ze in haar bed te peinzen over een onderwerp voor de roman die zij daar wilde beginnen. “Ineens dacht ik: waarom schrijf ik niet over het mysterie rond de afkomst van mijn familie?” De Ankoné’s maakten vaak grappen over de soldaat uit het Napoleontische leger die gevallen was voor een Twentse schone. Of was het anders? Vaak was gevraagd of er Joods bloed door mijn aderen stroomde. Maar Ankoné is toch geen d’Ancona? Ik kan druk gesticulerend vertellen, heb eigenlijk donker haar en ik ook nog die neus. Op een congres in Jeruzalem zei een professor op mijn naambordje wijzend: ‘It’s your name, Ankone, don’t worry you’re jewish’, en dat is altijd blijven hangen.”
“Ik krijg nog kippenvel als ik eraan denk”
Na het verblijf in de villa boven Bellagio reisden Johanna en Rudolf verder naar Ferrara waar zij het getto wilden bezoeken uit Bassani’s Il giardino dei Finzi Contini, een roman over het tragische lot van de joden in Ferrara. “Ik zal nooit het moment vergeten dat ik in Ferrara een witte marmeren plaquette op de gevel van de synagoge zag met de namen van de joden die weggevoerd waren naar de kampen. Ik werd fysiek onwel, kreeg acuut hoofdpijn en ik krijg nog kippenvel als ik eraan denk. Daar stonden Guglielmo en Olga Ancona. Ik zocht of er nog Ancona’s leefden. Het was Anna Ancona, een psychotherapeute die mij uitnodigde bij haar thuis te komen schrijven.” Johanna ging naar Ferrara, huurde een etage in Bologna, reisde naar Venetië, Istanbul, Syrië, Cordoba, Wit-Rusland, Borodino. Ze las en onderzocht en ontrafelde de mysterieuze afkomst van de familie Ankoné. Het is te lezen in een deels persoonlijk document, haar boek Terug naar Ancona.
Hoe is het om ouder te worden?
“In mijn hoofd voel ik mij nauwelijks veranderd. Ik ben wel makkelijker geworden. Mijn vrolijkheid is minder gespeeld dan vroeger, ik ben nu werkelijk vrolijker omdat ik mijn jongens weer zie en mij omring met oprechte vrienden. Mijn familie heeft alle plagen van Egypte over zich heen gekregen. Dat is beangstigend. Maar bij tegenslagen geldt bij mij: gewoon afwachten en verder gaan. Ik ben een soort duikelaartje en kom altijd weer overeind. Een dierbare Amerikaanse vriend zei ooit: ‘A human being is a problem solving machine’. Wie ben ik dat aan mij de problemen voorbij zouden gaan? Verder ben ik ijdel en houd ervan om er goed uit te zien. Mijn ex-schoonmoeder zag er ver over de tachtig nog meisjesachtig uit. Het zit van binnen.”
Wat is je geheim?
“Ik werd gevraagd voor de Rotary en zat daar met drie vrouwen en honderd mannen in grijze pakken. De vrouwen vroegen mij of ik alsjeblieft wilde blijven en dat heb ik gedaan. Ik had geen grote kennissenkring in Utrecht omdat ik veel werkte buiten Utrecht en in het buitenland. Door deze club heb ik er leuke vrienden bijgekregen. Maar ik kan wel eens jaloers zijn op mensen die hier vriendschappen hebben die teruggaan tot de lagere school. Toen ik mijn levensverhaal moest vertellen vond ik mijn leven zwaar. Bovendien was mijn broer net overleden en ik was op een nare manier uit mijn baan gewerkt. Toen bedacht ik wat ik zou hebben gemist zonder al die tegenvallers en kwam tot de opgewekte conclusie dat ik een fantastische carrière maakte en interessante en aardige mensen ontmoette. ‘Count your blessings’ zou het begin van mijn verhaal kunnen zijn. En verder: ik heb genoeg ideeën en passies om er drie levens mee te vullen.”
Tennis, Golf of yoga?
“Ik heb de sportschool, mijn mini B&B aan huis en zes kleinkinderen. In mijn tuin in tuinenpark “Ons Buiten” staan twee palmen, ik kan er koken, slapen, barbecueën en borrelen met vrienden. Het is een paradijselijk plekje. Iemand die uit Twente komt heeft behoefte aan buiten zijn: ik woon in een appartement maar heb ook een buiten met mediterrane sfeer. In mijn B&B logeert een jongen uit Servië die zit te blokken voor zijn toelatingsexamen voor Wageningen. Ik ben net zo nerveus als hij.”
Wat vind je van de Utrechtse vrouw?
“Toen ik hier kwam wonen, ik was zeventien, vond ik Utrecht grijs en saai. In Oldenzaal hadden we al drie kroegen die tot drie uur ‘s nachts open waren. We vierden carnaval, iedereen kende iedereen. Nu geniet ik van de anonimiteit van de grote stad. Ik vind de Utrechtse vrouwen nogal ingetogen gekleed, netjes, wat te veilig. Utrecht ligt dan wel midden in het land maar kenmerkt zich ook door middelmatigheid.”
Aan wie geef jij het stokje door?
“Colette Oostra-Boeuf”
Grappig. Ans was de ‘oudere’ wel heel erg beschaafde vrouw waarmee ik op de SvdJ zat. En dan heeft ze ook nog in Zenderen op het gymnasium gezeten. De plek waar mijn drie oudste broers naar het Klein Semenarie gingen
Wat een leuk verhaal.Ans was ook een van de mooiste en knappe vrouwen uit Oldenzaal.Ze woonden in de Molenstraat en ik in de Ootmarsumsestraat.We hebben dezelfde achternaam Ankone maar waren geen directe familie.Haar vader is nog Prins Carnaval geweest .Wat heb je het ver gebracht .Je was niet het mooiste meisje van de klas maar ook de intelligenste.Nostalgisch om te lezen.
Vr. Gr.Hettie Ankone
Vandaag heb ik na vele jaren Ans weer ontmoet bij een boekpresentatie. Veel van wat ze over zichzelf optekent wist ik niet, maar maakt haar voor mij een nog mooier mens.