“Tien mei 1940 was een vrijdag. Het was prachtig weer en wij waren al vroeg in de tuin. Toen we een tijd hadden gespeeld en joelend uit de zandbak naar binnen renden om te zien of er iets lekkers was, schrok ik. Mijn moeder stond stil tegen het aanrecht geleund. Ze huilde. En mijn vader, die zijn arm om haar heen had, zei steeds het lelijkste en meest verboden woord dat wij kenden: ‘Godverdomme, godverdomme.’ Ze merkten ons niet op. Ze zagen niet eens dat Elbert zijn zanderige schoenen aanhield en witte sporen achterliet op het keukenzeil.
Kees, altijd de handigste van ons drieën, bespeurde snel het gebrek aan aandacht en stak achteloos een vuile hand in de pan schoongemaakte worteltjes.
‘Wat is er?’ vroeg ik. ‘Is er iets gebeurd?’
‘Ja, het is oorlog’, zei mijn vader en ik zag dat ook hij had gehuild.
‘Oorlog.’ zei Elbert. ‘Wat is oorlog?’
‘Oorlog is ruzie, maar dan heel erg.’ zei mijn vader. ‘Trek je schoenen uit en ga naar binnen, alle drie.’
‘Wie is begonnen?’ vroeg Kees, want dat vroeg mijn vader ook altijd als wij elkaar naar het leven stonden.
‘De Duitsers.’ zei hij ernstig. ‘De Duitsers zijn begonnen. En ze hadden nog zo beloofd het niet te doen.’
‘Dan moesten ze maar eens een middagje binnen blijven’, zei Elbert. Ik was toen al vijf en oud genoeg om te begrijpen dat oorlog zo niet was op te lossen.” (…)
Zo begint het verhaal ‘De Zaag’ uit de bundel korte verhalen ‘Ver van huis’ door Letty Kosterman (1935-2017). Zij groeide op in Utrecht en was jarenlang het geluid en boegbeeld van de VARA. Dit boekje had ik op 5 mei aan mijn zus Paulien in New York willen geven ter gelegenheid van 75 jaar Bevrijding. Ik koester dat boekje. Het bevat o.a. een aantal prachtig opgetekende oorlogsherinneringen vanuit de optiek van een kind. De uitgave (1991) beleefde slechts één druk. Via internet had ik een tweedehands exemplaar op de kop getikt. Ik wist dat ik daar mijn zus, ook een oorlogskind, een plezier mee zou doen. Het zou een bijzonder tintje geven aan onze Bevrijdingsdagbeleving in New York.
Ik koester het boekje óók omdat de familie Kosterman en wij bij elkaar om de hoek woonden
Toen de reis vanwege de coronacrisis werd afgelast ging ik zelf het boekje weer lezen. Humor en ontroering à la Carmiggelt, Witteman en Bril gaan hand in hand. Te goed om onder ons te houden, bedacht ik. Deze historische Bevrijdingsdag lijkt mij een uitgelezen aanleiding om een groter publiek nog eens te laten genieten van Letty’s hartveroverende schrijftstijl. Met toestemming van de familie hierbij bovenstaand fragment, alsook elders in De Nuk het complete titelverhaal ‘Ver van huis’ dat zich rond de bevrijding afspeelt. Hier beschrijft Letty hoe ze begin ’45 tijdens de hongerwinter op een boerderij in Vriezenveen is ondergebracht – het kindertransport daarheen vond plaats in een vuilniswagen – , gevolgd door haar aankomst thuis na de bevrijding waar op 13 mei broertje Hans is geboren.
Ik koester het boekje óók omdat de familie Kosterman en wij bij elkaar om de hoek woonden in de schilderswijk bij het Stadion. We groeiden op en speelden met elkaar. In de winkels die zij noemt kochten wij ook. We schaatsten allemaal op de Johannapolder. Hun familiefoto in zwart-wit, gemaakt bij Foto Van Vliet op de Adriaen van Ostadelaan, heeft veel weg van ons ernstige statieportret van dezelfde zaak.
Het gezin Kosterman kwam in 1939 in de Johannes Vermeerstraat wonen. Mijn ouders betrokken in 1940 een huis in de Pieter de Hooghstraat. Daarachter, waar later in 1958 de eerste Utrechtse ‘torenflat’ – de Stadionflat – werd gebouwd, hielden de huizen op en begon een niemandsland: ‘het landje’, een gewild speelterrein voor de kinderen uit de buurt. Mijn zus Paulien kwam eens huilend thuis, Elbert Kosterman had over haar zandkasteel geplast. Een schandelijk incident waarover mijn moeder woedend was toen ze dit hoorde. Maar toen zij later een DAF ging kopen en de inmiddels volwassen Elbert de verkoper bleek te zijn, heeft ze toch zonder een spier te vertrekken het koopcontract getekend.
Op een steenworp afstand van onze ouderlijke huizen braken we los uit het veilige wereldje van onze jeugd
Letty Kosterman maakte in 1960 haar televisiedebuut bij de AVRO met Nieuwe Oogst. Vanaf 1962 presenteerde ze populaire VARA radioprogramma’s als Dit is uw leven en Vroege Vogels met Ivo de Wijs. Ze deed ook jarenlang samen met Wim Bosboom het tv-consumentenprogramma Koning Klant.

Het Utrechtse muziekgezelschap Tot Wederzijds Genoegen, 1976. Geheel rechts Hans Kosterman, middenvoor Heleen.
Hans Kosterman (1945-2015), bij velen bekend als muzikant en componist/tekstschrijver, kwam van de vijf kinderen het dichtst in de buurt van mijn leeftijd. Op een steenworp afstand van onze ouderlijke huizen braken we los uit het veilige wereldje van onze jeugd. Herhaaldelijk gingen we heel hard ‘The Young Ones’ zingen bij het verlaten Stadionviaduct onder de oostelijke rondweg, toen Rijksweg 22, nu Waterlinieweg. Hans speelde er gitaar bij. In de jaren ’70 zaten we samen in het roemruchte Utrechtse muziekgezelschap Tot Wederzijds Genoegen waarin ook de jongste Kosterman, Liesbeth, een van de zangeressen was. Hieruit kwamen begin tachtiger jaren diverse bands voort, zoals Braak, dat furore maakte met Hans als voorman zanger/gitarist/liedschrijver, en mijn band The Broads die met het nummer ‘Sing Sing Sing’ in de internationale hitparades stond. Na een rechtenstudie was Hans vooral werkzaam en zeer verdienstelijk als bestuurder binnen de muziekwereld. We hielden altijd contact. Nu hij niet meer leeft is het boekje mij des te dierbaarder als aandenken aan een gedeelde jeugd.

Heleen met Hans en Liesbeth Kosterman bij een optreden van Tot Wederzijds Genoegen 1977.
Ver van Huis, een verhaal van Letty Kosterman
Het was februari 1945. Koud en mistig. We waren die morgen naar de kerk geweest, zoals elke zondag. De preek had weer erg lang geduurd en was volkomen langs me heen gegaan. Bij de uitgang hadden twee vrouwen mij staande gehouden.
‘Mooi hè, dat de dominee voor jullie heeft gebeden?’
Op mijn blanco blik zeiden ze: ‘Heb je dat niet gehoord? Dominee vroeg Gods hulp voor de kinderen uit het westen die hier in Vriezenveen waren opgenomen. En hij bad ook voor de ouders die thuis achtergebleven bent in honger en ellende. Dat is toch mooi?’
‘De Duitsers hebben mijn vader meegenomen,’ zei ik. ‘Die is niet thuis.’
‘O maar dat weet God wel, hoor. God weet alles.’
’Ja mevrouw.’
‘Zeg maar Rika, meisje. Dat zegt ze allemaal. Kom maar eens bij ons op het erf spelen.’
‘Ja mevrouw.’
Op zondag aten wij altijd in de mooie kamer, aan een grote tafel met wel acht stoelen eromheen. Aan de wand hingen portretten van sombere, oude mensen, er stonden grote vazen, een kast met prachtig serviesgoed en we aten van een wit tafelkleed, waarop bestek mooi lag te glimmen. Steeds moest ik denken aan de woorden honger en ellende. Wat zouden mama en Elbert nu te eten hebben? Traag lepelde ik de groentesoep. Ik werkte alles naar binnnen, zonder echt te genieten. Zelfs de prachtige tulbandvormige pudding smaakte mij niet zo lekker als anders.
Toen we klaar waren en ook het lange stuk uit de bijbel was voorgelezen, ging Oom, zoals altijd, voor in gebed.
‘Goedertieren vader, wederom komen wij bij u, op deze uw rustdag, om u te danken voor alle goede gaven die wij…’
Ik moet luisteren, dacht ik. Mijn ogen dicht houden en luisteren. Met één oog zag ik dat ik weer de enige was die keek. Dat was niet goed. En God die alles wist, zou zich misschien nog wel eens bedenken voor hij zich inspande voor de ouders van een kind dat stiekem keek onder het bidden. Ik concentreerde mij weer op het gebed.
‘
…want wij zijn slechts uw nederige werktuigen. Ook vragen wij u, genadige Vader, ons te helpen bij de zorg voor het kind dat ons is toevertrouwd. En schenk uw liefdevolle aandacht ook aan haar ouders, aan de vader, zo ver van huis in handen van de vijand, en aan de moeder die haar kinderen moest laten gaan. Wij bidden voor een spoedige hereniging en wij…’
Plotseling voelde ik de tranen over mijn gezicht lopen en ik hoorde hoe ze neervielen op het stijve servet dat om mijn nek was geknoopt en aan de andere kant was vastgezet onder het grote bord vóór mij, zodat er een witte boot was ontstaan. Ja toe, God, dat kan je best, bad ik in stilte mee. Als je nou toch alles weet.
Toen ik mijn ogen weer even opende en vlug rondkeek, was ik eigenlijk niet erg verbaasd toen ik voor het raam mijn moeders gezicht zag. Ze keek me aan en zwaaide. Even kon ik mij niet bewegen.
‘Wij vragen U dit alles in naam van Jezus Christus, uw eniggeboren Zoon, die zijn leven heeft gegeven voor…’
‘Mama,’ zei ik zachtjes. ‘Mama staat buiten.’ En, iets harder: ‘Mijn moeder is gekomen. Kijk.’
Voordat het ‘amen’ uit alle monden had geklonken, sprong iedereen op en even later vloog ik mijn moeder in de armen. Ik had gelukkig mijn knie gestoten aan een hoge leunstoel, zodat ik vrijuit kon huilen, maar niemand zag het. Ze praatten allemaal door elkaar. Mijn moeder werd uit de oude leren motorjas geholpen en Oom, die een deftige rijwielzaak dreef, bekeek zorgelijk de fiets waarmee zij de tocht van honderddertig kilometer had afgelegd. ‘Houten banden. Ook dat nog.’
Ik kon mijn ogen niet van mijn moeder afhouden, maar ik wist weinig te zeggen of te vragen. Elke keer als ik wou beginnen, kwamen de tranen en streek er iemand over mijn haar, waardoor het steeds erger werd. Ik luisterde, keek en zweeg.
‘Ik moest even komen,’ zei mama tegen mijn nieuwe familie. ‘Zij is jarig volgende maand jarig en Kees in mei. Ik heb een cadeautje voor ze en over een paar maanden kan het natuurlijk helemaal niet meer.’
‘Waarom niet?’piepte ik. Maar niemand hoorde het.
Mama zat bij de grote kachel in de woonkeuken en ze at. Vlees, pudding en daarna nog een kopje soep. Toen ik goed naar haar keek, vond ik dat ze al een beetje dikker was geworden.
‘Gaat u ook naar Kees?’ vroeg ik toen ze even achterover leunde. Maar ze sliep al en Oom en Tante dekten haar zorgzaam toe met een grote rode deken, waardoor ik even aan Sinterklaas moest denken. Iedereen fluisterde nu en ik ging, naast haar op de grond, een tekening maken voor Elbert, die thuis was achtergebleven.
Mama bleef twee dagen en fietste toen weer terug, op andere banden en met allerlei lekkers op haar lijf gebonden, omdat anders de Duitsers het zouden afpakken op de IJsselbrug. Die twee dagen week ik niet van haar zijde. En toen ze woensdagmorgen om zeven uur wegreed, zwaaiden wij nog lang naar het kleine achterlichtje in het donker.
Joke, mijn vriendin die met ons in de vuilniswagen was meegekomen, hoorde mijn verhalen aan.
‘En misschien hebben ze toch wel niet zo’n erge honger in Utrecht,’ zei ik hoopvol. ‘Mijn moeder was niet echt mager.’
‘Logisch,’ zei Joke. ‘Ze krijgt een baby.’
‘Mijn moeder?’ vroeg ik verbijsterd na een paar seconden.
‘Ja, jouw moeder.’
‘Een baby?’
‘Ja, wist je dat niet? Ze heeft een baby in haar buik,’ zei Joke triomfantelijk.
Ik voelde me verslagen.
‘Hoe kan jij dat nou weten?’ vroeg ik.
‘Mijn moeder heeft het zelf gezegd. Ze was al in verwachting toen wij weggingen. Ik mocht niks zeggen.’
Ze draaide zich om en liep het huis binnen van de drie oude mensen bij wie zij woonde.
‘Maar wanneer komt-ie dan?’ riep ik nog gauw.
‘In mei.’
Ik rende naar huis en vertelde iedereen dat mijn moeder in mei een baby kreeg. Maar iedereen wist het al.
‘Waarom heeft ze het niet gezegd tegen mij?’ vroeg ik.
‘Mama wou niet dat je ongerust zou zijn.’
‘Maar ik vind het leuk,’ zei ik wanhopig.
De tijd verstreek en ik dacht vaak aan de nieuwe baby. Toen ik jarig was, in maart, pakte ik ontroerd mijn cadeautje uit. Een jurk, gemaakt van twee soorten katoen. Effen blauw en roodgebloemd. In de rode bloemetjes herkende ik het kleedje van onze keukentafel. Het was een prachtige jurk, maar over twee maanden, dacht ik, komt het allermooiste cadeau.
In april gebeurde er iets waardoor ik de baby even vergat. Op een zonnige middag rende iedereen plotseling naar buiten en ik zag dat grote mensen lachten, huilden en weer lachten.
‘Daar bent ze eindelijk. De Tommies, de Canadezen. We zijn bevrijd! Kiek dan daar, alle kinderen krijgen chocola. Ga maar!’
Het waren vrolijke soldaten, die met leuke platte petjes op, heel hoog in donkere vreemde auto’s zaten. Ze kusten de grote meisjes die naar boven waren geklommen en deelden sigaretten uit.
Ik raapte er een op en rende weg. ‘Papa, papa,‘ hoorde ik mijzelf roepen. Ik schrok ervan, wilde de sigaret verfrommelen, maar thuis stopte ik hem gauw weg, onder mijn stapeltje kleren.
Toen alles weer een beetje gewoon was, dacht ik weer aan de baby. Kees hoopte dat hij op zijn verjaardag, 5 mei, geboren zou worden.
De briefkaart kwam een paar weken daarna. Ik las hem zo vaak, dat hij voor eeuwig in mijn hoofd zat.
Gisteravond, 13 mei, om twintig over zeven hebben wij er een broertje bij gekregen. Hij heet Hans en is een lekker gevalletje. Papa is nog niet thuis en ik heb ook nog niets van hem gehoord. Hier mag niemand de stad in of uit wegens besmettelijke ziekten. Nou lieve kind, vertel je het nieuws ook aan Oom en Tante en de andere Berkhofjes? Een kusje van Mama.
De kaart werd mijn houvast, mijn talisman, hij ging mee naar school en op zondag lag hij in mijn enorme kerkboek.
Het duurde nog heel lang voor we hem te zien kregen. Zeven maanden na de koude tocht in de vuilnisauto rende ik thuis de gang binnen. Mijn koffertje liet ik op de grond vallen.
‘Waar is-ie? Waar is-ie?’
‘In de tuin,’ zei mama.
En in de kinderwagen, bij het schuurtje in de zon, lag mijn baby. Hans. Toen ook mijn vader en moeder, Kees en Elbert dichterbij kwamen, wist ik dat er nu niets meer fout kon gaan.
Uit ‘Ver van huis’, verhalen door Letty Kosterman, Uitgeverij Amber
1991 Letty Kosterman en De Boekerij BV Amsterdam

V.l.n.r. Letty Kosterman, Henk Spaan, Sonja Barend en voorzitter Albert van den Heuvel
*26 september 1983
Wat een leuk en ontroerend verhaal om te lezen
Prachtig Heleen, een ontroerend verhaal.
En ook jij kan mooi schrijven, maar dat wist ik al.
Deze tijd zullen ook vele herinneren als een moeilijke tijd, een nieuw hoofdstuk in onze geschiedenis?????
En mijn broertje Marcel Visch staat op jullie foto tot wederzijds genoegen, altijd ondeugend!
Lfs je buurmeisje!
Prachtig verhaal! Wist niet dat Letty Kosterman zo goed en beeldend schreef.
Mooi en ontroerend! X
Prachtig verhaal! Bedankt voor deze ontdekking.
Formidabele foto van Tot Wederzijds Genoegen. Zonder meer een stukje Utrechtse popgeschiedenis.
Dank je wel Heleen dat je dit mooie en indrukwekkende verhaal met ons wilt delen!
Wat een mooi verhaal Heleen!! Mooie foto’s van jou ook!! Dank voor het sturen! Liefs, Vera en Jan
Wat een prachtig en ontroerend verhaal Heleen, en met veel liefde geschreven door jou.
Lieve Heleen,
dank je wel, wat een mooi verhaal! Past goed bij deze dag.
Liefs,
Maartje
Lieve Heleen.
Heerlijk je verhaal te lezen. Ik vond Mevrouw Kosterman een ongelovelijk en leuk mens met een bijzondere stem.
Ik las ooit een boekje van Letty en ik denk dat dit hetzelfde is waarin ze beschrijft dat ze na de oorlog terug gaat naar Utrecht en op het moment dat ze de Domtoren in de verte ziet pas helemaal zeker weet dat ze weer thuis is.
Bij ons in de auto was het altijd een wedstrijd komende uit loosdrecht wie het eerst de Dom zag had gewonnen. Daar zat geen prijs aan vast.
Als vriendinnetje van Hans mocht ik op een zondag mee eten Bij Hans.
We aten kip. Na afloop loop ik met wat afwas naar de keuken en daar staat Meneer Kosterman alle kip botjes af te kluiven, van alle builen borden ik zei wat doet U nou? “Dat begrijp jij toch niet wij hebben te lang honger gehad”.
Hij was een strikte Vader voor Hans
achteraf kon ik dat begrijpen maar die twee waren altijd verstoppertje met elkaar te spelen, dan zaten we bij Espresso naast Formosa en Hotel Smits de plek waar we allemaal van onze ouders niet mochten komen.(geen flauw idee waarom). Wij gingen achterin zitten zodat HAns een blik op de deur kon houden en bestelde koffie op een gegeven moment duikt Hans onder de tafel en roept daar komt de Bloedbaar aan. Zijn Vader was te herkennen aan zijn
Alpino die door Hans de bloedblaar werd genoemd.
Hetinneringen Lily Henket-Conemans?
Heel leuk om te lezen, Heleen! Echte verhalen, met echte Utrechters, van vóór de tijd dat ik Zelf Utrechter werd (1986). Dank je, Mario Dingenouts
Lieve Heleen,
Heel veel dank voor je mooi stukje, en de fotos erbij.
Wt fijn dat je dit ontroerende boekje ,,Ver van huis,, onder de aandacht brengt,
Het verhaal, dat ik langgeleden al eens las,heeft me sterk aangegrepen, omdat ik ook een oorlogskind ben, en ik daar nog herinneringen aan heb.
Omdat het nu 5 Mei is zal ik mijn herinnering aan die dag vertellen.
Mama had voor mij een rood wit blauwe satijnen jurkje gemaakt, met een oranje sjerp, helemaal in stijl.
Er was een feestelijke prarade vlak bij ons huis, waar ook tanken aan meededen. Ik werd als 3 jarig meisje op een van de taks gezet, met andere kinderen!
Iedereen was door dolle , en luichte en lachte, maar ik was doodsbang door al het geknars en en geweld van het gevaarte, ik huilde tranen met tuiten. Toen heeft mama me er maar afgehaald.
Ik heb nog de foto van dit gebeuren, nu 75 jaar geleden.
Ben heel blij, al kon je het me niet zef geven nu, om ,, Ver van huis ,, weer te lezen.
Heel veel dank, je zusje paulien