Onze columnisten

Een sprookje dat goed afliep

Etrusken waren van een hoge beschaving, en zeer kunstzinnig op elk gebied.

Op zoek naar wat er nog bekend zou kunnen zijn over muziek uit de Romeinse oudheid, geprikkeld door de muziek die vaak ter ondersteuning werd gebruikt in films als Spartacus, de TV-serie I Claudius en de ‘pas’ twintig jaar geleden gemaakte Gladiator, vond ik (eindelijk) in een onopvallend Italiaans boekwerkje een verhaal dat naarmate het indaalde een bijzondere diepte bleek te hebben. Onthutsend bijna. Nu, zo’n ruim twee millennia later, in een totaal veranderde wereld – hoewel, um… nou ja, daar kom ik nog wel op…

Etruria, daar waar de Etrusken woonden, was een klein land in het latere Italië, omzoomd door de van oost naar west stromende Arno, uitmondend in de Ligurische Zee, en de van noord naar zuid stromende Tiber die bij Rome in de Tyrreense Zee eindigt – beide zeeën delen van de Middellandse Zee. Voor wie straks het sprookje niet geloven wil, of beter: wie er wel eens meer over zou willen weten – Etrusken Wikipedia is een absolute aanrader, passend in ons haastgedrag. Een must, net als zonder onderbroek douchen, om maar iets dat mogelijk aanspreekt te noemen.

Al snel begreep ik dat er over antieke Romeinse muziek niet veel meer te vinden was dan afbeeldingen van musicerende figuren – mensen die harp speelden, de lyra, of blaasinstrumenten als de schalmei en de aulos, de dubbelfluit. Verder ontbreekt enig spoor van notatie. We hebben dus geen idee welke melodieën en harmonieën daar ooit hebben geklonken, anders dan dat de vorm, de afmetingen, het aantal snaren en lengten ervan, en de afgebeelde instrumenten ons een vaag idee kunnen geven van de klankkleuren. 

Interessanter is het om naar de volksaard van deze Etrusken te kijken. Ze vormden een harmonieuze samenleving, waren niet echt oorlogszuchtig – ach, ze verdedigden zich indien nodig, maar hielden zich hoofdzakelijk bezig met het vormen van te behappen, leefbare steden – economisch en cultureel (hou dat woord altijd scherp in de gaten!). 

Etrusken waren van een hoge beschaving, en zeer kunstzinnig op elk gebied – ze dansten, zongen, dichtten, speelden theater, schilderden, beelhouwden, maakten muziek, mozaïeken, fresco’s, ontwierpen, bouwden – kortom, deden alles wat een samenleving nodig had. O ja, intussen natuurlijk landbouwen en vee telen en het leven delen. 

De Romeinen daarentegen hadden het beter bekeken, technocraten als ze waren. Hun eerste belangen lagen in het doen uitvoeren van werk. Landjepik was een van hun prominente interessen – en zorgen dat ‘de buik van Rome’ gevuld werd met de opbrengsten uit de ingelijfde buurlanden en overzeese gebieden. Het dagelijks leven van deze Romeinse bedenkers van verdienmodelletjes en methoden om eventueel morrend volk in toom te houden werd verluchtigd door de Etrusken met hun dansen, gezang, dichtkunst, theater, schilderingen, beelden, muziek, mozaïeken, fresco’s, ontwerp- en bouwkunst. 

Het waren geen slaven, zoals vele anderen die dienend en zwaar werk in hun mik geschoven kregen, en ze kregen bovendien nog een bord eten voor hun inspanningen. Kortom die Etrusken hadden een streepje voor omdat ze letterlijk het leven versierden van die saaie krijgslieden en boekhouders en elkaar uitroeiende Romeinse dynastieën. Daardoor was Rome leefbaar; de Etrusken kleurden de stad en lieten haar sprankelen en bruisen. Dat kon natuurlijk niet zo doorgaan – je bent nu eenmaal technocraat of niet! Een echte technocraat heeft nooit genoeg, dus brak de dag aan dat een vooruitstrevende senator de gedenkwaardige woorden sprak die in één klap een verbijsterde senaat het licht deden zien:

Senatores universam gloriam (of iets dergelijks), weten wij wel dat deze Etrusken een heel bevoorrechte positie hebben in onze samenleving? Zij mogen doen en laten wat ze willen, leven in vrijheid, scheppen er plezier in ons te behagen, en krijgen daar bovendien nog een bord eten voor! Dat moet anders worden. Wij laten ze in vrijheid leven en hun liefhebberijen beoefenen, maar ze moeten vanaf nu wel zichzelf bedruipen! Zo’n briljant idee vergt weinig lobby in een select gezelschap en de weg was dan ook snel vrijgemaakt voor deze nieuwe, vooruitstrevende, briljante, besparende maatregel. Beduusd staken de Etrusken de hoofden bijeen en zij konden niet anders dan besluiten maar weer naar hun eigen land te vertrekken en daar met hun dansen, gezang, dichtkunst, theater, schilderingen, beelden, muziek, mozaïeken, fresco’s, ontwerp- en bouwkunst het leven van hun eigen volk te versieren voor een bord eten. Gelukkig was het niet heel ver tot de eerste grote stad Tarquinii…

Intussen verschaalde in Rome het leven van dag tot dag. Het was er stil, saai, strontvervelend – nooit iets vernieuwends, niets verrassends, kleurloos – behalve als op hoogtijdagen het Colosseum rood kleurde met het bloed van slaven en wilde dieren. Uummm… eh… wat te doen? 

Senatores universam gloriam (of iets dergelijks), weten wij wel dat wij, Romeinen met deze Etrusken een heel bevoorrechte positie hebben in onze samenleving? Zij doen en laten wat ze willen, leven in vrijheid, en scheppen er plezier in ons te behagen. Daar verdienen zij zeker een bord eten voor en daar moet een potje voor gevonden kunnen worden!

Heil senator, wat een goed idee! En kijk eens, volk van Rome, hoezeer cultuur ons aan het hart ligt! Korte tijd daarna klonk, kleurde, sprankelde en bruiste Rome weer als vanouds.

En een sprookje dat niet goed afloopt…

Het sprookje dat goed afliep, is van lang geleden en zou in de vergetelheid zijn geraakt als niet iemand die ook zocht naar de muziek van het oude Rome er diep was ingedoken, waardoor ik het nu kan hervertellen. Het lijkt als twee druppels water op een sprookje waarin wij nu leven, iedereen ziet de analogie. Een sprookje dat niet goed afloopt.

Wij hebben namelijk één probleem: in tegenstelling tot wat ooit was bedacht, gecreëerd door begaafden als de Etrusken, maar waarvan de onstoffelijke elementen niet bewaard zijn gebleven – muziek, klanken die versterven – hebben onze generaties alles – ALLES – goed bewaard, in digitale zekerheid. Mocht er nooit een elektromagnetische storm over de Aarde woeden, dan kunnen wij onszelf en miljarden mensen nog eeuwenlang vermaken met wat ooit is gemaakt en door ons in bits werd omgezet.

 Zei iemand ‘vernieuwing’? – wie zit daar nu op te wachten? 

Precies, daarom pakken we ze gewoon dat bord eten af (Fair Practice Code? – Wat? – Go fuck yourself! Up yours!). Maar héhé, pas op hé – intussen doen we écht héél serieus aan cultuur. We leiden voor veel geld immers, met inzet van horden professioneel opgeleiden, grotere horden getalenteerden op in professionele instituten, academies, conservatoria, tot… um… eh… ja wat ook weer? 

Ah, kunstenaar, das waar ook. Wacht even – kunstmanager kan ook nog, of zoiets. Echt wel, we hebben het goed gecovered. 

Kunstmanager? Què? 

Maar natuurlijk, iemand die die lui managet, ze vertelt hoe ze naast hun virtuele beroep met hun rare fratsen maar eens een echt beroep moeten zoeken en sowieso eerst maar eens zzp’er moeten worden. Worden ze ook nooit werkloze, maar zijn ze gewoon geflopte ondernemer of pechvogel! 

Goeie bal zeg, wat een vondst! Zei je virtueel beroep? Hobby toch?

Eigenlijk dus opgeleid zijn voor een vak dat niet bestaat – creëren, vernieuwen, versieren. Dat dus, hm. Voor een bord eten? Ze lijken wel gek!

Wie?

Ja die!

…als we niet duidelijk maken waar het fundamenteel fout zit…

Felix Visser, voorzitter van de Stg Muzum, organisator van MoesMánia2020, stiefzoon van Moesman tussen 1947 en ± 1960.

Logo De Nuk
Auteur

Felix Visser

Laat uw reactie achter

Reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *