De in Utrecht geboren en getogen Nico van Nieuwenhuysen was voor de oorlog een bekwaam en gerespecteerd chirurg, die in een van de mooiste huizen op de sjieke Amersfoortse Berg woonde. Naast zijn drukke werkzaamheden was hij onder meer twaalf jaar lid van de gemeenteraad namens een van de christelijke partijen. Hij was voorzitter van plaatselijke EHBO-afdeling en was mede-oprichter van de Volksuniversiteit. Al met al een notabele ingezetene van Amersfoort die toen hij in 1940 25 jaar arts was van zijn patiënten een mooi Delftsblauw wandbord cadeau kreeg: Eerbied bracht deze hulde samen stond erop.
Maar na de bezetting koos hij de kant van de Duitsers en ontpopte hij zich als een bijzonder hardvochtige arts in Kamp Amersfoort. Met de Nederlandse Ambulance trok hij na zijn kampartsperiode als SS-er naar het oostfront om gewonde Duitse soldaten op te lappen. Van Nieuwenhuysen werd na de oorlog veroordeeld tot twintig jaar cel en een levenslang beroepsverbod. Zijn vrouw en hun drie zonen werden in 1945 samen met andere als landverraders beschouwde Nederlanders langdurig in Kamp Amersfoort opgesloten en troffen daar op wraak belust bewakingspersoneel. Na zijn vrijlating in 1957 sleet Nico van Nieuwenhuysen zijn laatste jaren in eenzaamheid in zijn huis aan de Louise de Colignystraat in Utrecht.
Over deze Nico van Nieuwenhuysen (1889 – 1967) en over zijn gezinsleden schreef ik met de gepensioneerde huisarts Adriaan van Es een biografie onder de titel Maar ik ben geen schooier. Dankzij nauwe samenwerking met de in Amerika wonende kleinzoon Nicolaas-John van Nieuwenhuysen konden wij daarbij beschikken over het omvangrijke familiearchief.
Nicolaas van Nieuwenhuysen (roepnaam Nico) is in Utrecht geboren in 1889. Zijn grootvader van vaders kant was ‘kamer- en ledikantbehanger’ van beroep, zijn grootvader van moeders kant, Nico de Haan, had een bekende hoedenfabriek en – zaak aan de Steenweg. Nico’s vader Jan was klerk op het hoofdkantoor van de Nederlandse Spoorwegen en verdiende een meer dan gemiddeld salaris.
Nico deed de HBS en ging daarna in Utrecht medicijnen studeren. in 1915 studeerde hij af als medicus. Zijn specialisatie tot chirurg deed hij in de Eerste Wereldoorlog in Duitsland bij de destijds wereldberoemde professor August Bier, die in die oorlogsjaren als OberGeneralarzt aan het westfront gewonde Duitse soldaten behandelde. Bier ontpopte zich later tot een fanatieke Nazi.
Van Nieuwenhuysen vestigde zich na zijn studie in Amersfoort. Hij was er van 1919 tot 1941 chirurg en verdiende geld als water, hij betrok villa Meerwegen op de Berg, kocht her en der onroerend goed en richtte zijn huis luxueus in. In 1923 trouwde hij met Catherina Houck (roepnaam Cateau) uit Deventer, ze kregen drie zonen: Jan, Maurits en Klaas.
Hij stond vanwege zijn chirurgische vaardigheden bij zijn patiënten hoog aangeschreven, maar was voor de oorlog ook bekend om zijn ruwe en hardhandige aanpak. Bij collega’s was hij over het algemeen weinig geliefd vanwege zijn stugge karakter en zijn uitgesproken opvattingen.
In mei 1940, kort na de inval van de Duitsers in ons land, werd de notabele Van Nieuwenhuysen opgepakt en gedetineerd samen met een aantal andere plaatsgenoten die ervan verdacht werden te sympathiseren met de Duitsers. Het duurde maar een paar dagen, maar deze vernedering heeft diepe indruk gemaakt op Van Nieuwenhuysen die na de oorlog bij hoog en bij laag volhield dat hij toen nog geen lid van de NSB was. De reputatieschade vanwege deze detentie kostte hem naar eigen zeggen veel patiënten, dus toen hem in september 1941 door de Duitsers gevraagd werd arts te worden in het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort, kamp Amersfoort, deed hij dat. Hij was inmiddels wél lid van de NSB.
Van Nieuwenhuysen werd een verlengstuk van de nazi’s
Hij was nooit huisarts geweest, was ook niet als zodanig opgeleid. Hij was chirurg, gewend om als dat nodig was keihard medisch in te grijpen. En nu hield hij iedere dag spreekuur in een kamp waar de Duitsers honderden van wat zij als ‘vijandige elementen’ beschouwden in ellendige omstandigheden geconcentreerd hadden. Ze kregen te weinig te eten, moesten keihard werken en er heersten besmettelijke ziektes. Van Nieuwenhuysen werd een verlengstuk van de nazi’s. Hij deed niets aan de erbarmelijke omstandigheden en hij behandelde veel van zijn patiënten alsof het simulanten waren. Hij schopte ze soms letterlijk zijn spreekkamer uit, hij sloeg ze, hij liet ze in kou en regen buiten wachten. Zo verklaarden gevangenen na de oorlog dat Van Nieuwenhuysen in plaats van een stethoscoop een stok hanteerde en daarmee de patiënten sloeg die naar zijn mening niet ernstig genoeg ziek waren. ‘Dit mishandelen heb ik meermalen gezien, terwijl de gevangenen volkomen ondervoed, gebroken en uitgeput waren, ten gevolge van de zeer slechte kamptoestanden’, aldus een van de tientallen getuigenissen.
Van Nieuwenhuysen liet van twee dode Russen de hoofden afhakken en prepareren
De 101 Sovjet krijgsgevangenen die er in het kamp het allerslechtst aan toe waren, konden van de dokter op geen enkele compassie, laat staan medische zorg rekenen. 24 Sovjets crepeerden in het kamp, de overige 77 werden op 10 april 1942 geëxecuteerd. Van Nieuwenhuysen liet van twee dode Russen de hoofden afhakken en prepareren. De schedels zette hij zogenaamd uit wetenschappelijke interesse op een plank in zijn spreekkamer.
Toen Nederland in 1942 onder auspiciën van het Rode Kruis een medisch team formeerde dat onder de naam Nederlandse Ambulance naar het Oostfront ging om gewonde Duitse soldaten op te lappen, sloot Van Nieuwenhuysen zich daarbij aan. Hij moest daarvoor wel lid worden van de SS. Zijn eerste standplaats was Kiev in de Oekraïne, het hospitaal stond niet ver van Babi Yar waar in 1941 bijna 40.000 joden waren vermoord.
Drie jaar heeft Hauptsturmführer Van Nieuwenhuysen zich kunnen wijden aan de oorlogschirurgie waarmee hij al in de Eerste Wereldoorlog kennis had gemaakt. Op zijn sterfbed zou hij zeggen dat zijn tijd bij de Nederlandse Ambulance ‘een stralend lichtpunt in zijn leven’ was.
Ieder jaar rond Kerstmis keerde Nico, in SS-uniform, terug naar villa Meerwegen in Amersfoort om daar met zijn gezin de feestdagen door te brengen. Bij zijn laatste kerstbezoek in 1944 besloot Nico zijn gezin mee te nemen naar het oosten. Het was na Dolle Dinsdag, de nederlaag van de Duitsers stond al vast. Villa Meerwegen werd afgesloten, de meest kostbare bezittingen werden bij kennissen in de buurt opgeslagen. Bij het naderen van de Russische troepen raakten de gezinsleden in Duitsland van elkaar gescheiden. Cateau en haar zonen slaagden erin naar Nederland te vluchten en werden na terugkeer in Amersfoort onmiddellijk opgesloten in het kamp waar Nico als arts gewerkt had en dat nu volzat met NSB-ers. Nico werd in Duitsland door de Amerikanen gearresteerd, naar Nederland getransporteerd en daar in afwachting van berechting in de beruchte strafgevangenis in Scheveningen vastgezet.
Cateau kwam in augustus 1946 als eerste vrij en trok in bij haar schoonzus Louise van Nieuwenhuysen in de Nassaustraat 4A in Utrecht. In de loop van 1946 en 1947 werden ook de jongens vrijgelaten die zich aan niets anders hadden schuldig gemaakt dan dat ze de kinderen waren van de foute Nico en Cateau. Twee van de drie waren minderjarig tijdens hun gevangenschap, zijn mishandeld en hebben er tuberculose opgelopen. Ook zij kregen onderdak bij hun tante Lous.
De villa van de Van Nieuwenhuysens in Amersfoort, hun andere onroerend goed en al hun bezittingen waren geconfisqueerd door de staat. Na veel soebatten kreeg Cateau om te leven een schamel weekbedrag van het Nederlands Beheerinstituut waarvan de medewerkers volop fraudeerden met de spullen die onder hun toezicht vielen. Toen Cateau een keer door de Voorstraat liep, trof ze in de etalage van de winkel Casa d’arte een deel van haar eigen antieke servies aan. Vele jaren later werd de inbeslagname van de bezittingen opgeheven. Cateau kocht met toestemming van haar gedetineerde man eerst woonboot Johanna, gelegen aan de Reviuskade in Utrecht, en in 1951 het huis Louise de Colignystraat 13, ook in Utrecht. Daar stierf ze nog geen jaar later aan kanker.
Het proces tegen Van Nieuwenhuysen, in de pers aangeduid als ‘de beul van Amersfoort’, vond plaats in Utrecht en was onderdeel van de Buitengewone Rechtspleging door speciale rechtbanken en tribunalen. In het proces-verbaal waren verklaringen van tientallen getuigen opgenomen.
Hij werd veroordeeld tot 20 jaar cel en een levenslang beroepsverbod
De tenlastelegging tegen Van Nieuwenhuysen had betrekking op zijn periode als kamparts in kamp Amersfoort en zijn tijd bij de Nederlandse Ambulance aan het Oostfront. Inzake kamp Amersfoort werd hij beschuldigd van grove medische nalatigheid en mishandeling van gevangenen. Inzake zijn tijd aan het Oostfront werd hij beschuldigd van dienstverband bij de vijand. Hij werd veroordeeld tot 20 jaar cel en een levenslang beroepsverbod. Hij was de zwaarst gestrafte arts in Nederland.
Van Nieuwenhuysen probeerde in meerdere hoger-beroepsprocessen en gratieverzoeken strafvermindering te krijgen wat slechts minimaal lukte: zijn straf werd van 20 naar 18 jaar verlaagd. Zijn detentie heeft hij in veel verschillende kampen en gevangenissen in alle delen van het land doorgebracht. Uiteindelijk is hij op 19 augustus 1957, na 12 jaar gevangenschap, in vrijheid gesteld, maar hij bleef wel tot 1963 onder toezicht van de reclassering.
Zijn vrouw was gestorven, zijn jongste zoon Klaas was naar Zuid-Afrika geëmigreerd, zijn oudste zoon Jan was afgestudeerd als econoom en woonde in Den Haag. Alleen de middelste zoon, Maurits, woonde nog aan de Louise de Colignystraat waar Nico ook zijn intrek nam. Maar dat samenwonen duurde niet lang, want een jaar later, in 1958, vertrok ook Maurits na zijn studie medicijnen voltooid te hebben naar Zuid Afrika. In 1963 stierf Nico’s ouste zoon Jan, een jaar nadat hij getrouwd was.
Om in zijn levensonderhoud te voorzien, verhuurde Nico de drie zolderkamers in zijn huis aan studenten. Met aan aantal van hen heb ik contact gehad nadat de biografie ‘Maar ik ben geen schooier’ verschenen is. Zij wisten wel dat hun huisbaas ‘fout’ was geweest in de oorlog, maar dat hij zó veel op zijn kerfstok had, was hen niet bekend. “Ik denk niet dat ik er dan was gaan wonen,” zegt een van hen.
Van Nieuwenhuysen leidde een teruggetrokken leven. De huiskamer op de begane grond was luxueus ingericht met wat er over was van zijn mooie spullen van vroeger, maar deze kamer werd nooit gebruikt. Nico leefde op de grote kamer op de eerste verdieping, aan de achterkant, onzichtbaar voor blikken van voorbijgangers. Hij was volgens zijn huurders stug en zuinig, op het gierige af. Zij hadden alle drie op hun kamers een wastafel met alleen koud water, en in de winter ging iedere avond om klokslag elf uur de verwarming uit. Maar alle toenmalige studenten – inmiddels zeventigers – bewaren goede herinneringen aan hun tijd in Louise de Colignystraat 13.
Van Nieuwenhuysen is in die laatste jaren een paar keer langdurig in Zuid-Afrika op bezoek geweest bij zijn zonen. Bij zijn laatste bezoek in 1967 werd bij hem maagkanker geconstateerd. Zes weken is hij bij zijn middelste zoon Maurits thuis door diens vrouw Marge verpleegd en daar is hij op 2 juli overleden. Zijn as is op de Tafelberg in Kaapstad uitgestrooid.
Klaas, de jongste zoon, keerde na de dood van zijn vader naar Nederland terug en werd buitenlandredacteur bij Elseviers Weekblad. Kort voor zijn dood in 2007 beschreef hij in een brief aan minister-president Kok de ontberingen die hij in kamp Amersfoort had ondergaan en die bij hem op latere leeftijd een post traumatische stressstoornis en een diepe depressie hadden veroorzaakt.
Maurits van Nieuwenhuysen vestigde zich, na zijn opleiding in Johannesburg, Groningen en Harvard, als psychiater in Nederland en begon in het huis aan de Louise de Colignystraat een privépraktijk voor individuele en groepstherapie, en later het Centrum voor Psychosynthese en Therapie, een trainingscentrum voor therapeuten. Zijn vernieuwende methodes trokken landelijk de aandacht, hetgeen onder meer blijkt uit een uitgebreid interview met hem in Vrij Nederland in mei 1989. Maurits stierf in 2004, ook aan kanker.
Het is uiteindelijk aan de lezer van het boek om zelf uit te maken of Van Nieuwenhuysen wel of geen schooier was
Zijn zoon Nicolaas-John woont in de Verenigde Staten. Hij is net als zijn vader psychiater, werkt met veteranen en één dag in de week in een gevangenis, geeft les aan psychiaters in opleiding en is actief in het bestuur van zijn psychiatrische vereniging. Hij heeft zijn jeugd in Utrecht doorgebracht en spreekt voortreffelijk Nederlands. Hij heeft ons erg goed geholpen bij het maken van ons boek, waarin de centrale vraag was hoe Nico van Nieuwenhuysen die de eed van Hippocrates heeft afgelegd en dus beloofd heeft altijd het belang van zijn patiënten voorop te stellen, in de oorlog zo vreselijk de fout in kon gaan.
We hebben geprobeerd de feiten zo ongekleurd mogelijk weer te geven. Aan het eind van ons boek reflecteren mijn co-auteur Adriaan van Es en ik samen met Nicolaas-John van Nieuwenhuysen in een apart hoofdstuk over tal van medisch-ethische kwesties die hierbij een rol gespeeld kunnen hebben. We zijn meer van zijn karaktertrekken en zijn motieven gaan begrijpen, maar dat heeft de verontwaardiging over zijn ernstige misdragingen niet weggenomen.
Het is uiteindelijk aan de lezer van het boek om zelf uit te maken of Van Nieuwenhuysen wel of geen schooier was.
‘Maar ik ben geen schooier’. Nico van Nieuwenhuysen, arts in Kamp Amersfoort en aan het oostfront. Door Adriaan van Ess en Arjeh Kalmann. Uitgeverij Verbum. Gebonden, 353 bladzijden. Prijs: €29,50. ISBN: 9789493028630
Kijk, dat is nog eens een artikel. Eens een keer geen vreterij en geen amusement, maar stof tot nadenken.
Goed verhaal dit. Een bezoek aan de tentoonstelling in Kamp Amersfoort raad ik iedereen aan.
Knap onderzoekswerk Arjeh.
journalistiek in optima forma. Goed hoor Arjeh.