Pyke Koch, Joop Moesman, Gerrit Rietveld, Dick Bruna en Peter Vos. Het werden Utrechtse grootheden als schilders, tekenaars en ontwerpers. Op verzoek van het Centraal Museum zijn ze geportretteerd door Kees Wennekendonk. Hij deed dat op zijn beurt in zijn eigen herkenbare stijl, met fijn oog voor het miniemste detail, maar ook voor het innerlijk van elke kunstenaar. Ze zijn vanaf afgelopen dinsdag te zien in expo 6 ‘Stadsbewoners’.
Kees Wennekendonk zelf geniet ruime lokale bekendheid als veelzijdig kunstenaar en markante bewoner van een werfkelder aan de Oudegracht. In het voorjaar van 2017 toonde het Centraal Museum in een paar bovenzalen een overzichtsexpositie van zijn gevarieerde werk. Hij maakte internationale furore, vooral in Turkije, met een moderne versie van het Melkmeisje van Vermeer, ‘De Verschijning van Zeynep’.
Aan het eind van die lente maakte Bart Rutten zijn entree als museumdirecteur. Hij wilde eerst een nieuw portret van Bruna. Samen met conservator Marja Bosma verzocht hij Wennekendonk later in het jaar de vijf portretten van de overleden Utrechtse grootheden te maken.
“Een soort mindfulness, hij was heel geconcentreerd bezig”
Bruna is de enige van de vijf die Wennekendonk persoonlijk heeft gekend. Ze dronken regelmatig koffie in Dick’s atelier in de Jerulazemstraat. Kees maakte foto’s van de schepper van Nijntje, zette anderhalf uur gesprek met hem op band – beproefde werkwijze. Heel leuk, heel intiem, heel leerzaam, weet Kees nog. Hij zegt: ‘Hij had een mooie werkhouding. Het ging eigenlijk over het betrachten van, streven naar simpelheid, eenvoudigheid, oprechtheid, geen ruis, zuiverheid. Een soort mindfulness, hij was heel geconcentreerd bezig.’
Bruna overleed in 2017 op 89-jarige leeftijd. Wennekendonk herinnert aan de illustraties die Bruna aanvankelijk in opdracht maakte, voor de omslagen van reeksen Simenon en Havank. En dan, met passende eerbied: ‘Toen kwamen zijn eigen vondsten. Eigen werk maken en daar vol voor gaan staan, daar heb je durf voor nodig. Hij had altijd die twee elementen: aan de ene kant op een magische manier vriendelijk, ten dienste van, maar ook met grote gedrevenheid zijn eigen dingen maken. Dat gevoel, die omschrijving, dat beeld, probeer ik dan te verwerken in het portret. Je tekent niet een buitenkant, maar een persoon. Je moet het gevoel krijgen dat-ie er zit, dat die persoon er is.’
Brengt hij ze zo allemaal terug?
‘Dat hoop ik. Elk beetje dat ik ze terug kan brengen vind ik mooi. Voor allemaal ben ik terug gegaan naar een uiterst levend moment dat tekenend is voor hoe ze waren.’
Voor beeldmateriaal van de inmiddels overleden kunstenaars dook Wennekendonk in de archieven. Hij vond ook een paar goede portretfoto’s van fotograaf Max Tosseram. Een gemeenschappelijk onderdeel kwam steeds terug in de gesprekken die hij had. De kunstenaars hadden allemaal tegen hun kinderen gezegd: ‘Je moet kijken, echt kijken.’
Peter Vos overleed in 2010, 75 jaar oud. Wennekendonk ging over hem praten met zijn zoon, filmeditor Sander. ‘Hij werd ontdekt door Rinus Ferdinandusse van Vrij Nederland. Daarna kreeg hij in korte tijd zoveel werk, we zouden nu zeggen dat hij in een burnout terecht kwam. Toen heeft hij jarenlang zijn rust gezocht in de natuur, bij de vogels, in de Biesbosch voor een belangrijk deel.’
“Een mens wordt langzaam vogel, die ransuil tussen hen in”
Er ontstond een dubbelportret. ‘Een oudere Peter Vos, nadat hij weer aan het werk was gegaan, sterk gericht op de mythologie en de vogels. En een veel jongere Peter Vos. Die kwam uit een film van Hans Keller en Aad Nuis. Ze roeiden wat en vlak voordat hij de verrekijker voor zijn ogen zette, keek hij zo in de camera van Hans. Ik wilde de stadia van een metamorfose in beeld hebben. Een mens wordt langzaam vogel, die ransuil tussen hen in. Dat had ik nog nooit gedaan, twee gezichten uit twee verschillende perioden, met ook een dier erbij.’
“Het is raar om te zeggen, maar eigenlijk wil ik met hem naar bed”
Over Gerrit Rietveld (1964, 76) sprak hij uitvoerig met kleindochter Martine Eskes. Hij portretteerde hem als een ferme, jong volwassen vent. ‘Expres. Omdat het zijn definitieve moment is dat hij als meubelmaker in opdracht na het maken van zijn bruine Rietveld-stoel van een architect te horen krijgt: “Jij bent een van ons.” Dat betekende dat hij bij de Stijl hoorde. Toen veranderde het leven van Rietveld compleet. In plaats van uitvoerend meubelmaker kon hij zijn eigen ontwerpideeën uitbouwen. Het was een enorme omwenteling voor hem. Eerst wilde niemand zijn stoelen, nu werd hij een persoon die gewaardeerd werd. Wat hij over zichzelf dacht in zijn vroege dertiger jaren sloeg compleet om. Ik wilde die Rietveld tekenen.’
Die trots, die levensvreugde, die ambitie – dat is de essentie. Wennekendonk dacht erbij aan Herman Brood, James Dean, Jan Cremer. Die jonge, stoere Rietveld die hij tekent is nog niet zo bekend, van voor het Rietveld-Schröderhuis, als hij een hardwerkende vader wordt. Bij de presentatie voor Vrienden van het Centraal Museum kwamen een paar vrouwen op de portrettist af en zei er een: ‘Het is raar om te zeggen, maar eigenlijk wil ik met hem naar bed.’ Het was raak, dat beeld van die sexy lefgozer.
“De oudere Moesman was teleurgesteld en boos”
Stiefzoon Felix Visser vertelde veel over Joop Moesman (1988, 79). Wennekendonk tekende de surrealist toen hij al uit Utrecht was vertrokken. ‘De oudere Moesman. Hij was teleurgesteld en boos. Hij mocht zijn naakten niet exposeren in de stad. Over zijn naakten werd schande gesproken. Een paar van zijn schilderijen werden verwijderd van een expositie van Kunstliefde in het Centraal Museum. Zo ging het ook met het Gerucht, naakte vrouw op haar rug gezien, een viool op de bagagedrager van haar fiets. Dat vond hij zo’n ontkenning van zijn kunst. Hij dacht later dat hij niet in Utrecht kon leven, dat het verstikkend was. Zijn gezondheid ging achteruit. Ik heb de verdwijnende Moesman getekend. Hij vervaagde al.’
“Een hele goeie kijker die verdriet heeft gekend, maar ook heel veel vreugde”
Kleinzoon Andreas vertelde uitgebreid over Pyke Koch (1991, 90). Vanzelfsprekend ging het over de vooroorlogse studententijd, toen opa zich aangetrokken voelde door het fascisme. En wat opa na de oorlog overkwam. ‘Hij kreeg een jaar werkontzegging, maar het ging hem er altijd om mooie schilderijen te maken. Die politieke dingen gebeuren. Pyke wilde gewoon schilderen. Hij was een perfectionist. Hij heeft veel weggegooid. Je moet je bij Pyke Koch ook geen Thierry Baudet voorstellen. Hij was veel erudieter. Hij had vrienden in vele lagen en beroepen. Mensen die op hoog niveau iets te vertellen hadden. Wat je in het portret ziet is een man die zeer getekend is, maar wijs, observerend, met scherpte, een hele goeie kijker die verdriet heeft gekend, maar ook heel veel vreugde. Die het leven in al zijn facetten heeft gezien. En uiterst kritisch was.’
Kochs portret is de favoriet van Bart Rutten. Tegen de portrettist zei de directeur: ‘Je hebt hem vriendelijker gemaakt.’
Of het geen tijd wordt voor een levende Utrechtse Grote Vijf? Wennekendonk denkt daar graag hardop over na. ‘Ik zou het leuk vinden om ook kunstenaars uit andere disciplines te tekenen. Ik denk aan ontwerpster Iris van Herpen, aan Herman van Veen, Claudia de Breij, Ingmar Heytze, Ronald Giphart, Ja, Kyteman ook. Grote definiërende kunstenaars uit de stad.’
Leuk extra voor de bezoekers is om in Wennekendonks portret van Bruna een verstopte Nijntje te zoeken en in dat van Rietveld een stoel.
Op donderdag 7 november interviewt Bart Rutten in ‘Centraal Laat’ een uur lang over portretten, methode, achtergronden. Aanvang 19.00
Laat uw reactie achter
Reactie