Literatuur

We voelen ons heel wat 

Netwerken, wie houdt er niet van? Fenna is op een groot feest van haar uitgeverij. 

 ‘Moeten we nu netwerken?’ vraagt B. Ze kijkt om zich heen. Het is druk, we staan met vier meiden in de partytent van onze uitgeverij. Het jaarlijkse zomerfeest is begonnen. Bij aankomst zag ik direct bekende gezichten: Heleen van Royen in een hoek, Tommy Wieringa aan de bar en Kluun liep me voorbij.  

Hé, Kluun! zei ik bijna, maar gelukkig nèt niet – tja, ik ken Kluun wel, maar Kluun mij niet (en bovendien heet hij Raymond). 

‘Dit lijkt me een goed moment ja,’ zeg ik. 

Netwerken. Op de School voor Journalistiek moesten we voor studiepunten netwerkborrels bijwonen. Dat was dan ook precies wat we deden: ze bijwonen. We gingen met drie vriendinnen, aten plakjes salami en netwerkten met niemand behalve elkaar. Onze docent was er toch niet bij. 

(Hé, Tommy! zeg ik bijna.)

B. en ik zijn beginnende schrijvers, dus netwerken kan ons best wat opleveren. Na een uur ijverig niet genetwerkt te hebben, gaat het ineens vanzelf: ik maak oogcontact met een vage bekende, praat vervolgens met drie mensen van een denktank en een gevestigde schrijver, en vraag een jongen vlak achter me of-ie niet zo wild wil dansen, wat hij vervelend vindt. 

(Hé, Heleen! zeg ik bijna.) 

‘Jij al genetwerkt?’ vraag ik aan B. Even bijkomen. Ze schudt haar hoofd. ‘Ik ben er slecht in.’ 

Maar volgens mij is iedereen er slecht in; verderop probeert iemand één kus te geven aan iemand die liever drie kussen geeft, en zet Filemon Wesselink zijn vriendin in als menselijk schild. 

(Hé, Filemon, zeg ik bijna.) 

‘Ik ga zo wel,’ zegt B. tegen onze redacteur S., die haar aanspoort tot netwerken. Dan schiet S. een Parool-journalist aan. ‘Dit zijn onze talenten,’ zegt ze. De journalist wil ons wel op de foto zetten. We poseren, en om te voorkomen dat de foto uiteindelijk niet wordt gepubliceerd, zeg ik tegen hem dat we ons heel wat voelen. Hij knikt begrijpend. 

Ik maak nog een kort praatje met de uitgever en sluit me weer aan bij mijn veilige clubje. B. helt in de richting van iemand met wie ze overweegt te netwerken. 

‘Hé Fenna!’ Ik kijk op. Iemand glimlacht naar me in het voorbijgaan, maar ik heb geen idee wie het is. De rest van de avond voel ik me werkelijk heel wat. 

Het is gelukt! Fenna staat in de rubriek “Schuim” van Het Parool

 

Auteur Fenna Riethof
Auteur

Fenna Riethof

Laat uw reactie achter

Reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *