Working Class Artist

Frans van Seumeren wilde de Twin Ring wel hebben

Van delftsblauwschilder die in z’n vrije tijd portretjes van bekende artiesten verkocht in z’n stamkroeg en leuke experimenten deed met delftsblauw, naar installatiemonteur want de vraag naar echt handgeschilderd aardewerk nam af.   

 

Van de stilte van de schilderzaal naar turbulentie. Ik werd als monteur B, van kabelkanalen en verwarmingspanelen, aangenomen bij Gouda Holland B.V. en zou voorlopig een jaar op Shell Pernis gaan werken zonder enige ervaring. Op een besloten terrein met wachtposten, veiligheidsinspecteurs en recht voor z’n raapvolk. Ik kreeg met gereedschappen te maken waar ik aanvankelijk peuken van scheet. De haakse slijptol bijvoorbeeld om de RVS-kanalen op maat te zagen. Daarover hoorde ik zo veel over wat er je niet mee moest doen en bijv. kon resulteren in doorkliefde enkels, dat ik er in het begin niks mee durfde te doen. Ook twintig meter omhoog lopen op bouwtrappen van steigermateriaal, met een roestvaststalen kabelkanaal op je schouder van drie meter lang, zestig centimeter breed en twaalf centimeter hoog, naar steigers met twintig meter frisse lucht eronder, baarde me rechtopstaande nekhaartjes. De kunst van het aanpassen slaagde echter. Het jargon werd het mijne, ik werd fysiek en mentaal sterker en na een jaar Pernis noemde de hoofduitvoerder me meesterslijper. De kunst van het doorzetten.

Bovenaan een trap langs een opslagtank, best hoog. Hoe hoog? Héél hoog! Een project later op de Exxon was ik een kabelgootje van tien centimeter breed aan het monteren, met valgordel, buiten de reling van die trap toen ik de eerste diepleggers van Van Seumeren zag arriveren in de verte. Hier gebeurde wat. Tweeënzeventig diepleggers kwamen ‘binnen’ met de onderdelen van de grootste mobiele hijskraan van Europa.  Bijvoorbeeld één rupsband per dieplegger van een slordige 25 meter. Grof geschat.

Na anderhalve week stond de ‘Twin Ring’. Volgens de legende, ontworpen op een bierviltje. Honderdvijf meter hoog en ik kreeg artistieke jeuk… in de bouw nog wel! 

Met wat geluk kwam ik aan foto’s van die ene ‘hijs’ waarvoor deze reus was opgebouwd. Ik was brutaal en vroeg een veiligheidsinspecteur of er foto’s van waren. Die waren er en ik kreeg tien kopieën op A3 formaat in een discrete envelop, de kunst van communicatie, zal ik maar zeggen. Een prachtige foto van grote hoogte sprong eruit en ik beeldde me al in dat ik vanaf die positie een kabelkanaal aan het monteren was.     

Het werd een apart werk. Veel liniaalwerk en het schetsen en schilderen van al die dwarsbalkjes en kabels en alles erom heen… strak. Iets wat ik niet gewend was want ik hou van zwieren… maar het was prikkelend, nieuw… en zweten. Ik liet de kraan bewust niet passen maar tekende deze door op een ruim passe-partout en honderdveertig uur later had ik een joekel van een kraan geschilderd met plakkaatverf, met een imaginaire steiger met mijn werk op de voorgrond. De top van de kraan, een stukje landschap links, en rechts mijn weglopende kabelkanaal, doorgetekend op het passe-partout maar niet geschilderd. Ik had mezelf overtroffen met dit unicum en signeerde, Hermanus ‘98. 

Exxon had interesse en wilde het zien… en kopen. Mijn vader suggereerde een bedrag van het aantal arbeidsuren, maal die van een monteur en dat maal twee…. ongeveer fl. 10.000,-. Zij zakten naar fl. 1.000,-… dit werd hem niet. Of ze wel fotokes mochten maken? Dat werd hem ook niet.    

Ik besloot Van Seumeren te benaderen en het klikte met dit familiebedrijf. Frans van Seumeren wilde het voor fl. 3000,00…  Ik vernam dit op de mobiele telefoon van Jan Oskam, mijn chef, chauffeur en maatje in de bouw, onderweg naar huis na een dag slim slijpen en sleutelen en ging akkoord. Voor m’n gevoel hoorde het daar gek genoeg… hoewel… gek? 

 

Hermanus.

Laat uw reactie achter

Reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *