Na de publicatie van ‘Crimineel Utrecht’ in 2018 was de honger naar true crime uit de Domstad voor Daniel van Doorn en Evert van de Zouw nog lang niet gestild.
Inmiddels is ‘Utrecht Hooligans’, waarvoor ze zich in tientallen gesprekken onderdompelden in de wereld van gesloopte treinen, spijkerbommen, ‘rellenpoeder’ en bosgevechten al weer aan de tweede druk toe. In het kader van #ikleesthuis sprak de NUK beide auteurs: “We keken elkaar af en toe aan: zei hij dat nou echt?”

Evert van der Zouw (rechts) en Daniel van Doorn, auteurs van het boek Utrecht Hooligans.
Jullie maakten eerder een boek over crimineel Utrecht. In het voorwoord van Utrecht Hooligans schrijven jullie dat ‘Het spitten in archieven had verslavend gewerkt.’
Daniel: “We hebben allebei een gewone baan – ik heb een eigen zaak en Evert werkt als jeugdwerker – maar we hebben een fascinatie voor true crime. Crimineel Utrecht is heel goed ontvangen en we wilden allebei graag nog een boek maken. FC Utrecht bestaat dit jaar vijftig jaar en dat leek ons een mooie gelegenheid om eens in het voetbalgeweld te duiken.” Evert: “Het maken van zo’n boek is misschien het beste te vergelijken met het leggen van een puzzel. De jongens die we spreken weten vaak ook niet meer of een bepaalde rel nou in 1978 tegen AZ of in 1979 tegen MVV heeft plaatsgevonden. Als jij dan in de krantknipsels van het Utrechts Archief juist die ene rel kunt terugvinden, dan geeft dat iedere keer een enorme kick.”
Naast archiefwerk spraken jullie de hoofdrolspelers zelf. Hoe kwamen jullie deze hooligans op het spoor?
Daniel: “Het netwerk dat we op hebben gebouwd voor ons eerste boek heeft ons hier zeker geholpen. Veel jongens die we spraken hadden Crimineel Utrecht op hun nachtkastje liggen.” Evert: “We kregen daarna vrij snel het vertrouwen van één van de leiders van het eerste uur. Hij heeft ons vervolgens geïntroduceerd bij jongens uit alle generaties.” Daniel vult aan: “Deze mannen hebben een baan of een eigen bedrijf, staan op woensdagmiddag ook gewoon hun kinderen of zelfs kleinkinderen van school op te halen. Ze willen niet met hun naam in de krant, maar zijn op één of andere manier wel trots om over hun ‘prestaties’ te praten. Er zijn genoeg jongens met hele mappen aan krantenknipsels over hun rellen.”
In zijn boek ‘Toen was geweld heel gewoon’ lijkt journalist Friso Schotanus Utrecht aan te wijzen als de bakermat van het Nederlandse voetbalgeweld. Klopt zijn stelling?
Evert: “Utrecht was inderdaad de eerste Nederlandse club met een echte harde kern, juist omdat FC Utrecht – in vergelijking met de andere clubs in de grote steden – een relatief jonge club is. FC Utrecht ontstond in 1970 uit een noodgedwongen fusie tussen de volksclubs DOS, Elinkwijk en Velox. Als je bij die clubs als zestienjarig jochie iemand het petje van het hoofd trok, kreeg je meteen een draai om je oren van je vader. Omdat de vaders hun oude clubs trouw bleven, had de jeugd in de oude Galgenwaard het rijk voor zich alleen. Pas toen de supporters van Feijenoord en Ajax twee keer per seizoen werden geconfronteerd met het Utrechtse geweld zijn zij zichzelf ook gaan organiseren”
Jullie beschrijven dat ‘een alerte suppoost voorkomt dat de scheidsrechter door een supporter wordt gewurgd’ of ‘de politie probeert de furieuze massa met paarden, honden en knuppels op afstand te houden’. Een wedstrijd van FC Utrecht leek in de beginjaren wel een slagveld.
Daniel: “Dat is inderdaad wel zo. Veel verhalen, zeker in de begintijd zijn er veel verhalen van buitensporig geweld waar de politie geen antwoord op had. Het was bij wijze van spreken de tijd waarin je ’s ochtends opgepakt kon worden voor mishandeling van een agent, en ’s avonds gewoon weer Studio Sport kon kijken. We hebben mannen gesproken die drie keer op dezelfde dag zijn opgepakt.”
Waar zit voor jullie de fascinatie voor al dat geweld?
Evert: “We beschrijven inderdaad de heftige scenes, maar uiteindelijk moesten we ook vaak een beetje lachen om de verhalen die we hoorden. Op een gegeven moment huurt de harde kern de Brabantse B-artiest Theo de King in om mee te gaan naar een uitwedstrijd. Die arme man zit dan in een bus vol met hooligans tussen een berg drugs en kratten bier. Uiteindelijk wordt die groep opgepakt en beschrijven ze hoe de celdeur langzaam dicht draait terwijl z’n gitaar eenzaam tegen de muur staat.” Daniel: “En er is binnen die groep ook veel saamhorigheid. Dan jutten ze bijvoorbeeld een jongen op om aan de noodrem te trekken. Als hij vervolgens een boete moet betalen wordt binnen no-time vijfhonderd gulden opgehaald om dat te betalen.”
Hoe komen jullie aan zulke details?
Evert: “We hebben tientallen gesprekken gevoerd: in huiskamers, kroegen of in wegrestaurants en die jongens kunnen soms zó goed vertellen. Onze oren klapperden af en toe van de verhalen die je hoort. Op dat moment moet je dat niet laten blijken natuurlijk. Pas als je weer buiten staat kijk je elkaar aan en dan zeg je tegen elkaar: ‘zei hij dat nou echt?’”
Door al dat voetbalgeweld zitten eind jaren ’90 nog maar een handjevol mensen in het stadion. Zouden jullie niet meer afstand moeten nemen van dat geweld?
Evert: “De lezer moet zelf bepalen wat hij of zij er van vindt. We beschrijven het zo gedetailleerd mogelijk, maar als journalist vinden wij er in de kern niets van. Uiteraard fascineert het ons natuurlijk wel wat mensen drijft om zo gewelddadig te zijn. Eén van die jongens beschreef het gevoel tijdens een gevecht als ‘de beste seks die je ooit in je leven gehad hebt voor en dat keer tien.’ Misschien is het wel een apart slag mens: sommigen verzamelen postzegels, deze mannen gaan met z’n allen knokken in een voetbalstadion.”
Kan de gemiddelde Utrechter inmiddels weer met een gerust hart naar de Galgenwaard?
Daniel: “Eind jaren negentig zijn de clubs financieel verantwoordelijk geworden voor het geweld van hun supporters in het stadion, waardoor het geweld zich nu met name buiten het voetbalstadion afspeelt. Je zou bijna kunnen stellen dat je ín het stadion veiliger bent dan eromheen.”
Evert: “Uiteindelijk zal dat geweld natuurlijk wel blijven bestaan. De hooligans organiseren nu bijvoorbeeld bosgevechten maar als ze de bossen hermetisch af gaan afsluiten gaan ze wel naar ijshockey, tennis of naar het strand. Ik bedoel: er zijn nu al hooligans in Oost-Europa die met elkaar sporthallen afhuren om een potje te kunnen knokken.”
Wordt er inmiddels al een nieuw Utrechts true crime boek gewerkt?
Evert: “Daar zijn zeker plannen voor. Het verhaal van het Utrechtse voetbalgeweld is volgens ons nu wel verteld. Hooliganisme gaat over het collectief, de grote groep en niet over de levensweg die sommige hoofdrolspelers hebben afgelegd. Ons volgende boek zal daarom weer wat meer in lijn liggen met ons eerste boek, Crimineel Utrecht. Daar liggen nog wel een paar dossiers met mooie verhalen waar we verder in willen duiken.”
Beelden van supportersgedrag uit het boek. (bron: Nationaal Archief)

Van Breukelen (keeper) krijgt klappen met stok van de Ajax F-side toen hij bal bij hek wegpakte.

Supporters op het veld tijdens FC Utrecht-Feijenoord.

ME’ers met honden op het veld.

Een supporter wordt afgevoerd.

Een agent oog in oog met boze supporters.

Na afloop van de laatste wedstrijd in het oude Galgenwaard werd de boel gesloopt.
Laat uw reactie achter
Reactie