Utrecht is geen dorp meer, lees ik – terug van vakantie – in het AD/UN van 23 juli. De constatering is afkomstig van Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Utrecht. In een manifest pleit ze voor opheffing van het keurslijf, waarin de gemeente haar vastgesjord zou houden.
Ik weet al heel lang dat Utrecht een stad is, en geen dorp. Heel wat anders dan Zwolle, waar ik opgroeide. Veel grootsteedser, met grote warenhuizen, lunchrooms (Van Angeren, Heck) en bioscopen op elke straathoek. In Zwolle hadden we er maar twee, De Kroon en de Buitensociëteit.
Een kleine zeventig jaar geleden deed ik Utrecht een tijdje regelmatig aan. Mijn vriend Igor Cornelissen en ik, grote liefhebbers van moderne literatuur, wilden Nederlands studeren. Maar omdat wij hbs hadden, en geen gymnasium, konden we in die tijd niet naar de universiteit. Het moest via acten (MO-A, MO-B). Dat betekende dat we ons elke zaterdagmiddag vanuit Zwolle moesten vervoegen in het Academiegebouw op het Domplein.
Vrijwel al onze mede-cursisten waren onderwijzers die hogerop wilden. Een stuk ouder dan wij, en veel serieuzer.
We wisten het eigenlijk meteen: we zaten hier totaal verkeerd. Geen moderne literatuur, maar in diepe duik in de Middeleeuwen met Egidius waer bestdu blieven, en andere liederen uit die tijd. We hadden er niks mee.
Met tegenzin aanvaarden we de reis naar Utrecht. Eenmaal op de Oudegracht vertraagden we onze pas. Je had daar twee hele leuke bioscopen, Camera en Studio (dichtbij de Winkel van Sinkel). Kijken wat voor films er draaien. Naar binnen.
Al gauw beseften we dat we een dief waren van onze portemonnee. Helemaal naar Utrecht voor een film. Konden we niet beter doen wat we eigenlijk altijd al wilden, namelijk journalist worden? Voor Igor werd het Het Vrije Volk, editie Deventer, en later Vrij Nederland, voor mij Het Parool in Rotterdam, na zes jaar het Utrechts Nieuwsblad.
Wil je supersnel een stad leren kennen, wordt dan stadsverslaggever. Je komt overal, je praat met iedereen.
En wat was, met die ervaring, Utrecht voor mij: nog steeds een stad, of toch een dorp? Absoluut een stad.
De regeltjes waar die horecaclub nu zo tegen protesteert dateren uit een tijd (ongeveer tien jaar geleden, schat ik) dat Utrecht al hard op weg was om – voor Nederlandse begrippen – zelfs een grote stad te worden. Maar nog steeds was de horeca vrijwel helemaal geconcentreerd in de binnenstad. De bewoners konden er over meepraten. Met hun klachten over overlast bereikten ze uiteindelijk dat de gemeente met nieuwe regelgeving een beetje aan de rem trok.
‘Dat was dorps’, vindt de Koninklijke Horeca, die de mantra van het evenwicht tussen levendigheid en leefbaarheid weer van stal haalt en zegt dat alles voor elkaar komt als je haar maar een vrijbrief geeft.
Ik zou het niet doen.
Beste Frans,
men heeft iets van je neus afgeknipt. Dat kan niet.
Graag aan de dames/heren van de opmaak doorgeven!
Nog een keer: Dat kan niet. De fotograaf zal dat ook denken.
Tegen ingaan helpt niet.
Een bekende: Angelus Müller
Wat een interessante vondst om zo je diepe weerzin tegen middeleeuwse liederen te tonen;Egidius waer bestu blieven. En Dick met zijn indrukwekkende carrière als stadschroniqueur/ journalist was ontzettend invloedrijk. Zo wilde bijvoorbeeld de gemeente de Oosterbuurt slopen. Dick had de rubriek: De stad is van ons in het Utrechts Nieuwsblad. Iedereen las zijn column. De buurt kwam in actie en kon mede vanwege de informatie in zijn “de stad is van ons” voorkomen dat de plannen uitgevoerd werden. Dus horeca, ik zou de adviezen van Dick serieus nemen.
Aardig van Bernard, maar in werkelijkheid was zijn rol veel belangrijker. Hij heeft als advocaat van de bewoners van de Oosterbuurt alles uit de kast gehaald om de sloop tegen te houden. Het resultaat was dat de gemeente de huizen moest opknappen, in sommige gevallen tegen waanzinnige bedragen, zonder dat het tot huurverhoging leidde.
Dick F.