In een stad die steeds drukker en diverser wordt, leven duizenden Utrechters grotendeels buiten beeld. Niet omdat ze geen contact willen, maar omdat ze de taal niet goed genoeg spreken om dat contact aan te gaan. Uit cijfers van de Volksgezondheidsmonitor blijkt dat 26 procent van de Utrechters met een migratieachtergrond ernstig eenzaam is. Ter vergelijking: onder Utrechters met een Nederlandse achtergrond ligt dat percentage op 9.
Stichting Taal Doet Meer ziet dagelijks wat taalgebrek doet met een leven. De organisatie, die dit jaar de Utrechtse Vrijwilligerstrofee (het Gouden Stokstaartje) won, werkt al veertig jaar met vrijwilligers aan taalvaardigheid. Niet om foutloos Nederlands te leren, maar om mensen weer mee te laten doen.
‘Je wereld wordt steeds kleiner’
“Wie de taal niet spreekt, durft minder,” zegt Annelieke Acda, coördinator communicatie bij Taal Doet Meer. “Mensen blijven binnen, maken geen praatje met de buren en sluiten zich niet aan bij een club. En als je ook geen werk hebt, dan raak je snel geïsoleerd.”
Zo’n 30.000 Utrechters hebben moeite met lezen en schrijven. Achter dat getal schuilen ouders die gesprekken op school vermijden, mensen die de zorg mijden omdat bellen te spannend is en werkzoekenden die steeds worden afgewezen. “Taal is vaak de eerste drempel,” zegt Acda. “Daarachter stapelen de problemen zich op.”
Het isolement is niet alleen sociaal. Een gebrek aan taalvaardigheid vergroot de kans op psychische klachten, gezondheidsproblemen en armoede. “Het gaat niet alleen om eenzaam zijn,” zegt Acda. “Het gaat ook om het gevoel dat je er niet toe doet. Dat je niet meedoet.”
Volgens haar is dat verlies aan deelname ook een probleem voor de stad. “Er lopen hier mensen rond met talent, ervaring en motivatie, die nu vastzitten door een taalbarrière. Dat is verloren potentieel.”
‘Ze moeten niet alleen Nederlands leren, ze moeten alles leren’
Vrijwilliger Hetty de Vries-Gelderblom ziet de verhalen van dichtbij. Na 43 jaar in het onderwijs, ging ze in 2019 met pensioen. Stilzitten was geen optie. “Ik wilde blijven lesgeven, maar wel anders,” zegt ze.
Bij Taal Doet Meer begeleiden ze volwassenen uit onder meer Oekraïne, Turkije, Iran, Soedan en Japan. Wat haar verraste, was hoe breed de hulpvraag is. “Ik dacht dat het vooral over grammatica en woordenschat zou gaan. Maar ze moeten niet alleen Nederlands leren, ze moeten alles leren. Hoe Nederland werkt. Hoe je naar de dokter gaat, hoe school werkt, hoe je met elkaar praat.” In haar taalgroep gaat het net zo vaak over schoolbrieven, zorgafspraken en nieuws uit Utrecht als over zinsbouw. “Je kunt niet in je eigen bubbel blijven. Je moet een beetje weten wat er om je heen gebeurt.”

Wat haar het meest opvalt: heimwee. “Mensen hebben hun hele leven achtergelaten. Familie, werk, alles wat vertrouwd was.” Zeker rond de feestdagen wordt dat voelbaar. “December is hier gezellig, maar voor hen kan het juist extra leeg zijn. Soms is er ook paniek, omdat ze geen contact meer hebben met familie en niet weten hoe het daar is.”
Taal maakt dat isolement groter. “Eén misverstand kan al veel doen,” zegt De Vries-Gelderblom. “Zelfs tussen mensen die goed Nederlands spreken gebeurt dat nog steeds. Laat staan als je hier pas twee of drie jaar bent.” Toch zorgt ze dat het moment ontspannen blijft. Fouten maken is toegestaan. Fouten maken mag. “We lachen veel. En ik zeg altijd: jouw Nederlands is nog steeds beter dan mijn Japans.”
Dat werkt. “Als mensen merken dat ze niet worden afgerekend, durven ze meer.” Ze leert haar deelnemers simpele, praktische zinnen, zoals: Ik ben Nederlands aan het leren. Wilt u wat langzamer praten? “Dat geeft zoveel zelfvertrouwen. Dan bellen ze ineens zelf het ziekenhuis. Of maken een afspraak bij de tandarts.”
Wel vindt ze dat wij als Nederlanders snel iets willen invullen. We moeten leren om te vragen: wat bedoel je precies, in plaats van het te interpreteren.
Taal is geen luxe, maar een voorwaarde
Volgens Acda is dat precies waar vrijwilligers het verschil maken. “Het is geen school. Geen toets. Het is een veilige plek.” In de meeste projecten werken mensen in groepen, juist om het sociale aspect te versterken. “Voor veel deelnemers is dat wekelijkse moment het hoogtepunt van de week.”
Die veilige plek is er alleen niet voor iedereen. De vraag naar taalhulp in Utrecht is groter dan het aanbod. “We moeten regelmatig mensen teleurstellen,” zegt Acda. “Er melden zich meer deelnemers dan we vrijwilligers hebben.”

Dat wringt, want juist de mensen die zich aanmelden, zetten een eerste stap naar buiten. “Als je dan moet zeggen: er is nu geen plek, vergroot dat het risico dat iemand weer afhaakt,” zegt ze. Volgens Acda doen de vrijwilligers fantastisch werk, maar de vraag is te groot. “Het is prachtig dat zoveel mensen zich inzetten, maar het laat ook zien hoe groot de behoefte is.”
Die behoefte ziet ze ook terug in de cijfers over eenzaamheid. Vooral onder Utrechters met een migratieachtergrond is die hoog. “Dat gaat over ernstige eenzaamheid. Dat vind ik echt schokkend.” Volgens Acda ligt de oorzaak deels bij mensen zelf, die zich terugtrekken uit angst om fouten te maken, maar ook bij de samenleving. “Een beetje geduld kan al veel doen.”
Dat geldt ook voor werkgevers. “Veel deelnemers willen heel graag werken, maar worden afgewezen omdat hun Nederlands niet perfect is.” Terwijl juist werk een belangrijke plek is om de taal te leren. “Geef iemand de kans om te groeien. Over een jaar zie je misschien dat iemand zijn volledige potentieel benut.”
Taal Doet Meer richt zich niet alleen op volwassenen. Ook bij jonge kinderen is taal cruciaal. “Achterstanden ontstaan al heel vroeg,” zegt Acda. “Als je thuis weinig Nederlands hoort, begin je op school met een achterstand die vaak moeilijk wordt ingehaald. Je helpt niet alleen het kind, maar het hele gezin.”
Voor De Vries-Gelderblom is het simpel. “Niemand verhuist zomaar naar een ander land,” zegt ze. “De meeste mensen hebben gewoon aandacht nodig.” Het vrijwilligerswerk snijdt volgens haar aan twee kanten. “Ik help hen, maar zij leren mij minstens zoveel.”
Misschien verklaart dat ook de publieksprijs die Taal Doet Meer dit jaar won. Niet omdat de organisatie mensen leert praten, maar omdat ze mensen weer laat meedoen. Met gebrekkig Nederlands, met fouten, maar vooral: met contact.
Volgens Acda raakt het probleem niet alleen individuen. “Een stad waarin een grote groep mensen niet mee kan doen, verliest kracht.” Mensen die thuiszitten, hebben vaker zorg nodig en dragen minder bij aan de economie. “Het kost geld, maar vooral kansen. Er lopen hier mensen rond met talent, ervaring en motivatie, die vastzitten door een taalbarrière. Dat is geen persoonlijk falen, maar verloren potentieel.”
De oplossing zit niet alleen in beleid, benadrukt De Vries-Gelderblom. “Een beetje aandacht doet al veel. Begrijpen dat niemand zomaar zijn leven achterlaat.” Voor wie de taal niet spreekt, is dat gesprek geen beginpunt, maar een drempel. En zolang daar geen ruimte voor is, blijven mensen buiten beeld.
Laat uw reactie achter
Reactie