Logo De Nuk Logo De Nuk Logo De Nuk
Logo De Nuk
  • Home
  • Nieuws
      • Algemeen
      • culinair
      • Cultuur
      • Duurzaam
      • Lifestyle
      • Mensen
      • Ondernemen
      • Opmerkelijk
      • Opinie
      • Uitgaan
      • Utrecht onze stad
      • De Nuk International
  • Columns
  • Dossiers
  • Media
      • De Nuk TV
      • Podcasts
  • nl NL
    • nl NL
    • en EN

Volg ons

‘Goede buren’, goed voor de buurt?

  • Door Merel de Buck en Jeske Jongerius
  • |
  • 19 mei 2025

“Wat maakt jou een goede bewoner en een fijne buur? Welke kwaliteiten, talenten, passie en/of hobby’s ga jij inzetten om contact met de andere bewoners aan te gaan en te onderhouden?” Deze vragen verschenen afgelopen december bij woningadvertenties op het platform DAK (voorheen Woningnet).

Niet inschrijfduur, maar het antwoord op deze vragen bepaalde wie de geadverteerde sociale huurwoningen kreeg. Met een goede motivatiebrief én een soepel gesprek met de woningcorporatie konden woningzoekenden zo de wachtlijst passeren. Mits ze bereidheid en potentie toonden om de handen uit de mouwen te steken in hun nieuwe buurt. 

Al jaren stellen woningcorporaties in Utrecht dat ze te veel kwetsbare bewoners bij elkaar moeten huisvesten, zoals statushouders of mensen met psychische problemen. De gemeente Utrecht en betrokken woningcorporaties wilden via proefprojecten met ‘goede buren’ sturen op meer “daadkrachtige bewoners” en “sociale cohesie” in de wijk, vertellen medewerkers van de gemeente Utrecht en woningcorporaties in een interview. De inzet van ‘goede buren’ biedt volgens hen een oplossing voor flats waar “de problemen zich opstapelen” en er “te weinig perspectief is.”

Proefprojecten met het toewijzen van woningen aan ‘goede buren’ vinden door het hele land plaats, van Enkhuizen tot in Limburg. In de gemeente Utrecht experimenteren woningcorporaties Portaal, Woonin en Bo-Ex sinds 2019 met deze methode. De gemeente is zo enthousiast dat deze recent aankondigde om het structureel in te gaan voeren. Dit nieuwe Utrechtse beleid kan als voorbeeld dienen voor andere gemeenten die nu nog in de experimentele fase zitten, en heeft daardoor landelijk gewicht.

Hoewel de vraag aan woningzoekenden of ze hun buren een handje zouden helpen onschuldig klinkt, zetten experts vraagtekens bij deze nieuwe trend. Zo waarschuwt de Woonbond dat het geven van voorrang aan ‘goede buren’ het fundamentele recht op huisvesting in gevaar kan brengen.

Onderzoeksjournalisten Merel de Buck en Jeske Jongerius van Momus onderzochten hoe het toewijzen van sociale huurwoningen aan ‘goede buren’ uitpakt in Utrechtse flats. Vandaag Deel 1: Lost deze aanpak problemen op in wijken waar veel speelt?

Zichzelf redden

Voordat de ‘goede buren’-aanpak aan bod komt, is het belangrijk om de oorsprong van de problemen te begrijpen. Het is niet zomaar gebeurd dat sommige wijken “een concentratie van sociale problematiek” kennen, stelt Mathijs ten Broeke van de Woonbond. Volgens hem begon het toen de verzorgingsstaat plaatsmaakte voor de ‘participatiesamenleving’. Ook een studie van het Verwey-Jonker instituut bevestigt dat sinds circa 2012 “het Rijk zich terugtrok uit de aanpak van kwetsbare gebieden” in steden en dit meer aan gemeenten en burgers zelf overliet.

Burgers moeten zichzelf redden, werd hierbij het nieuwe mantra. De overheid, die voorheen mensen ondersteunde die niet konden werken, verwachtte nu dat burgers voor zichzelf konden zorgen. Deze omslag had grote gevolgen: uitkeringen werden moeilijker te krijgen, zorginstellingen sloten hun deuren, en ouderen en hulpbehoevenden moesten langer thuis blijven wonen. Tegelijkertijd kromp de sociale huursector tot een voorziening voor de armsten. Er kwamen minder sociale huurwoningen, terwijl de mensen die erop waren aangewezen juist méér ondersteuning nodig hadden dan voorheen.

“Geen enkel normaal gezin met goed verstand wilde hier wonen.”


Het resultaat van dit beleid? Gemeentes krijgen in bepaalde wijken te maken met “een onevenredig hoge concentratie van bewoners […] die op één of meerdere gebieden hulp nodig hebben,” schreef de gemeente Utrecht onlangs in een raadsbrief. Ze maakt zich zorgen over de leefbaarheid.

Tegelijk met zorgen over leefbaarheid groeide in Nederland het “besef dat de georganiseerde misdaad veel groter is dan gedacht,” vertelt Jeroen van der Velden. Hij doet onderzoek naar maatschappelijke opgaven bij netwerk- en kenniscentrum Platform31. “En de georganiseerde misdaad werft zijn voetsoldaten vooral in kwetsbare wijken.” Daardoor kwamen leefbaarheid en veiligheid samen op de politieke agenda, vertelt Van der Velden.

Ook bewoners maken zich zorgen over leefbaarheid, maar wijzen daarbij vaker naar problemen met de woningcorporaties zelf. Zo leven er zorgen over vervallen woningen en moeizaam verlopende renovatieprojecten. Zoals bij Amar Nari, die al vijfentwintig jaar in Overvecht woont: “Mijn flat was helemaal vervallen en verrot. Geen enkel normaal gezin met goed verstand wilde hier wonen.” 

Van bewoners tot beleidsmakers: iedereen ziet dat er problemen zijn – al benoemen ze die soms anders. Hoe zit dat met de oplossingen: is de selectie van ‘goede buren’ een antwoord?

Gemengde geluiden

De Utrechtse aanpak wil verschillende bewonersgroepen met elkaar ‘mengen’ en meer contact tussen buren stimuleren, leggen woordvoerders van de gemeente en de betrokken corporaties uit in een interview. Deze aanpak richt zich op het mengen van huurders met en zonder zorgbehoefte, en huurders met verschillende inkomens in één flat.

De eerste Utrechtse ‘goede buren’ werden in 2019 welkom geheten op de gerenoveerde Bangkokdreef in Overvecht. De toenmalige wethouder heette hen persoonlijk en feestelijk welkom. Maar bij een recente rondgang door de flat gaat bij bewoners niet meteen een belletje rinkelen: “Goede buren? Nooit van gehoord.” “Buren die iets extra’s doen? Dat is hier niet.”

Het Overvecht Kwartet zat in het welkomstpakket voor ‘goede buren’.

Vijf jaar na de start is er geen duidelijk bewijs dat het ‘goede buren’-project heeft geleid tot meer contact of een hechtere buurt. De bewoners beschrijven het burencontact als “gering” en “minder dan vroeger.” Een bewoonster die al vijfenveertig jaar “plezierig” in de flat woont, wijt dit aan de hoge doorstroom van nieuwe huurders: “Ik heb het idee dat mensen hier komen wonen omdat ze niks anders kunnen krijgen en dan weer zo snel mogelijk weggaan.”

Een jonge bewoonster bevestigt dit beeld. Ze woont anderhalf jaar op de Bangkokdreef en wil “zo snel mogelijk weg” vanwege toenemende rolstoelafhankelijkheid. De flat was geen bewuste keuze: “ik reageerde op alle lotingwoningen, en kreeg deze.” Bij lotingwoningen speelt inschrijfduur geen rol. Het contact met de buren noemt ze “minimaal en oppervlakkig. Maar ik heb geen last van ze.”

“Goede buren? Nooit van gehoord.”


Ook de langwonende bewoonster geeft aan geen overlast te ervaren. Ze zit bovendien niet op meer koffie met haar buren te wachten: “Ik ben honkvast en op mezelf.” 

Wie wel bewust kozen voor méér burencontact, waren fiscalist Esmée de Neijs en wijkverpleegkundige Linda de Valk. Zij waren twee van de twintig ‘goede buren’ die in 2019 de flats introkken. De groep was “een mix van voornamelijk jonge stelletjes en alleenstaanden, met een enkeling van boven de veertig,” legt Esmée de Neijs uit. Van hen wonen nog zo’n vier huishoudens op de Bangkokdreef en de rest is inmiddels doorverhuisd.

De ‘goede buren’ organiseerden een burendag, prikacties om de buurt schoon te maken en bezochten ouderen in de flat. Esmée de Neijs deed mee omdat het haar “een stukje zingeving en voldoening” gaf, vertelt ze in een interview. Ze vindt het inspirerend om mensen te helpen wiens levensperspectief “niet zo rooskleurig is.”

Ondertussen is ze “goede buur af” omdat het project na een veelbelovende start is “doodgebloed.” De projectbegeleider verdween uit beeld en de jonge starters verhuisden snel door.

Snel vertrokken 

De betrokken woningcorporatie Portaal wijst zelf naar “de domme pech van corona” als hoofdoorzaak voor het stilvallen van het project op de Bangkokdreef. Een medewerker herkent het probleem van verhuizingen, maar stelt: “Ik heb ook het liefste huurders die zich helemaal wortelen in een buurtje, maar we gaan niet uitvragen: wat zijn je plannen, wanneer ga je weer verhuizen?”

Volgens woordvoerders van de gemeente en corporaties verhuizen jonge starters nou eenmaal snel door. Dit roept de vraag op: waarom komen vooral jonge starters in de ‘goede-buur’ woningen terecht, terwijl het lange termijn doel meer en beter burencontact is? 

“Dat is geen bewuste keuze,” verklaart een woordvoerder van Bo-Ex. “Maar in de praktijk reageren vooral jonge starters. Wellicht is dat inherent aan het type woning.” Het type woning – klein en betaalbaar – zorgt volgens de gemeente en Woonin weer voor de vlugge verhuizingen. 

Wat de oorzaak ook is, het wringt dat het succes van ‘goede buren’-projecten afhankelijk is van mensen die maar kort in de buurt wonen. Zoals Fica Djohani, directeur en expert wijkvraagstukken bij Coloured Consultancy en de Nationale Hulplijn Woonoverlast, uitlegt: “De nieuwe bewoners zien dit als opstap naar een grotere woning en zijn om die reden niet of minder geïnteresseerd in buurtcontacten. Terwijl de zittende bewoners hun buurt zien veranderen en juist behoefte hebben aan meer verbinding.” 

Toch is de huidige wethouder Wonen, Dennis de Vries, ervan overtuigd dat de proefprojecten “zeker bijdragen aan verbeterde leefbaarheid op langere termijn.”

“Een beetje scheef”

Terwijl de gemeente en corporaties zoeken naar ‘goede buren’ van buitenaf, wijzen bewoners van de Bangkokdreef zelf naar een zittende bewoner als de spil van hun flat: Harold van der Putten. Opmerkelijk genoeg vervult hij precies de rol die het proefproject beoogt: hij beheert bijvoorbeeld de sleutels van de afvalcontainers en belt als eerste de monteur bij een kapotte lift. Niet omdat hij er een voorrangswoning voor kreeg, maar vanwege wat hij zijn “natuurlijke Brabantse betrokkenheid” noemt. De flat beschikte dus al over een ‘goede buur’, weliswaar onofficieel. 

Het gebeurt vaak dat “de talenten en het potentieel in de wijk zélf worden onderschat,” zegt expert wijkvraagstukken Fica Djohani. Volgens haar zet “dát ondersteunen meer zoden aan de dijk” dan het “importeren” van ‘goede buren’.

“Dan is beleid goedbedoeld, maar werkt het averechts”


Niet alleen hebben initiatieven vanuit de buurt volgens Djohani meer lokaal draagvlak, het voorkomt ook een stigmatiserend beeld van de hulpbehoevende wijkbewoner en de reddende buitenstaander. “Dan is beleid goedbedoeld, maar werkt het averechts,” omdat het tegenstellingen in een buurt juist versterkt. 

De voormalig ‘goede buren’ herkennen dit. Linda de Valk vertelt over de organisatie van een burendag: “Dan kom je het als nieuweling even bepalen, dat vonden mensen niet zo leuk.” Esmée de Neijs vond het “een beetje scheef” dat ze als ‘goede buren’ een groots onthaal door de wethouder kregen: “terwijl eigenlijk alle wijkbewoners een warm welkom verdienen.”

Illustratie: Alexander Beunder

Wij versus zij

Het idee dat er een tegenstelling is tussen twee soorten buren, lijkt ingebakken in de woorden die beleidsmakers gebruiken. In officiële documenten en gemeentelijke nieuwsberichten worden de ‘goede buren’ omschreven als ‘dragende bewoners’ – mensen die anderen ondersteunen. De overige bewoners krijgen het etiket ‘vragend’ – zij die hulp nodig hebben. 

Wethouder Wonen Dennis de Vries wijst wel op een nuance in dit onderscheid: “Het is bij ons niet zo zwart-wit.[…] Ook mensen vanuit een aandachtsgroep [bijvoorbeeld dak- en thuislozen, statushouders of mensen vanuit de maatschappelijke opvang, red.] kunnen dragende bewoners zijn.” 

Niet alle betrokken partijen delen echter deze genuanceerde blik. In een reactie schetst een woordvoerder van Bo-Ex de mensen uit aandachtsgroepen die zij met urgentie moeten huisvesten als: “vrijwel altijd zeer kwetsbare bewoners die hun handen vol hebben aan hun eigen ‘rugzakje’ en dus weinig tot niets kunnen betekenen voor andere bewoners.”

De voorbereiding van ‘goede buren’ op hun taak bevestigt deze tweedeling verder. “Als ‘goede buur’ moet je kunnen omgaan met bewoners die anders zijn dan jij,” vertelt een Woonin woordvoerder in een interview. Wethouder De Vries stelt dat ze voorbereid moeten zijn op conflicten, waarbij al verondersteld lijkt welke buurtbewoner de veroorzaker is en wie het moet oplossen: “Wat doe je als dat botst, hoe spreek je iemand daarop aan, hoe los je dat op?”

Onderzoeker Jeroen van der Velden van Platform31 waarschuwt echter dat het “in een heel verkeerd keelgat kan schieten” als nieuwe huurders de rol krijgen om zittende bewoners aan te spreken op hun gedrag. 

In sommige proefprojecten komt de tweedeling ook fysiek tot uiting in de flats zelf. Aan de Hanoidreef in Overvecht wees Bo-Ex recent enkel de woningen op de begane grond – “plintwoningen” – toe aan ‘goede buren’. “Juist door de ligging direct aan de straat [is, red.] ervoor gekozen om deze woningen toe te wijzen aan mensen die iets willen betekenen: zij hebben letterlijk zicht op wat er voor de flat gebeurt,” schrijft een woordvoerder. Wel is de corporatie van plan om in het vervolg ook etage woningen in de flat toe te wijzen aan ‘goede buren’.

“Totaal iets anders”

Er is nog veel onbekend over de gevolgen van het plaatsen van ‘goede buren’ in bestaande flats met reguliere huurders. “Naar dit beleid is geen recent onderzoek gedaan,” stelt Van der Velden van Platform31. Toch gebruiken de gemeente en corporaties publicaties van Platform31 als onderbouwing om van deze aanpak vast beleid te maken.

Het onderzoek dat vanuit Platform31 is gedaan, gaat over gemengd wonen-projecten, verheldert Van der Velden, die daar als onderzoeker bij betrokken was. Dat zijn tijdelijke of nieuwbouwflats waar álle bewoners nieuw zijn. Daar kiezen bewoners er bewust voor om te wonen met mensen mét en zonder een zorgvraag, bijvoorbeeld jonge statushouders met studenten. Dit is volgens hem “totaal iets anders” dan het plaatsen van ‘goede buren’ in bestaande flats. Ook het onderzoek van de Hogeschool Utrecht – dat de gemeente aanhaalt als onderbouwing voor het ‘goede buren’-beleid – gaat over zulke gemengd wonen-projecten.

“Naar dit beleid is geen recent onderzoek gedaan”


De gemeente en Woonin wuiven dit verschil weg: “We gebruiken een beproefde procedure die goede resultaten heeft opgeleverd. Daaruit willen we lessen meenemen,” stellen woordvoerders in een interview. Woningcorporatie Portaal erkent wel dat de essentie van succesvolle gemengd wonen-projecten ligt in de boodschap: “Je kiest voor elkaar.” Op de vraag wat er gebeurt als dit principe niet geldt, zoals in bestaande flats, geeft de woningcorporatie toe: “Daar moeten we nog goed van leren, we weten gewoon niet alles.” 

Sociale grenzen

Wat wel bekend is, is dat sociaal mengen niet vanzelf gaat. Deze uitdaging ervaart ook Heddy Veltkamp, bewoner en coördinator van kinderactiviteiten aan het Spinozaplantsoen in Utrecht West. In de vroegere arbeiderswijk met sterke netwerken van Nederlands-Marokkaanse en Nederlandse-Turkse bewoners, kreeg een groep christelijke jongeren in 2021 met voorrang sociale huurwoningen via een ‘goede buur’-project van woningbouwcorporatie Woonin. 

De jongeren organiseren weleens een buurtbarbecue in de tuin, vertelt Veltkamp, maar daar komen vooral andere ‘goede buren’ op af – niet de rest van de buurt. Het overbruggen van sociale grenzen vergt aandacht, blijkt ook uit het eerder genoemde onderzoek van de Hogeschool Utrecht. Deze geeft als adviezen aan toekomstige ‘goede buur’-projecten: creëer een “cultuur van gezamenlijke inzet” en maak van “community building een speerpunt.” 

“Als ik activiteiten organiseer, probeer ik de verschillende groepen in de buurt samen te laten komen, soms werkt dat wel,” constateert Veltkamp. “Maar mensen leven toch vooral langs elkaar heen, in hun eigen netwerken.” 

Het idee dat mensen met verschillende achtergronden of inkomens per se contact maken als je ze naast elkaar plaatst, klopt niet, stelt Sander van Lanen, sociaal geograaf aan de Rijksuniversiteit Groningen. “Dit is het grootste misverstand dat we in ons vakgebied keer op keer hebben ontkracht.” 

Ook woningbouwcorporatie Portaal erkent deze realiteit. Een medewerker vertelt: “Groepen met dezelfde achtergrond vinden elkaar gewoon makkelijker. Daarom is community building heel belangrijk om toch bruggen te slaan, dat gaat niet vanzelf.” Op de vraag of ‘goede buren’ in de toekomst ondersteuning krijgen van professionele bruggenbouwers, volgt echter een ontnuchterend antwoord: “Nee, daar is geen geld voor.”

De corporatie erkent wel de noodzaak van evaluaties: “Gaan we inderdaad de goede richting op of bedienen we nu maar één groep [‘goede buren’, red.]? Dat is nou net niet de bedoeling.”

Volgens Veltkamp is in haar wijk dat laatste het geval. Ze vertelt over een buurtbewoner die veel deed voor de wijk. De man werkte bijna honderd uur als vrijwilliger om een blokhut te maken voor kinderactiviteiten in de buurt. “En juist deze man is onlangs dakloos geworden door een scheiding,” legt Veltkamp uit. “Nu slaapt hij soms in zijn auto en soms in de opvang. Als iemand een ‘goede buur’ is, dan is hij het wel. Een gemiste kans dat hij niet geholpen kan worden via een ‘goede buren’-project,” verzucht Veltkamp.

Morgen verschijnt Deel 2 van dit tweeluik op De Nuk: ‘Goede buren’, goed voor het woonrecht? Wat betekent dit beleid voor woningzoekenden? Wat doet het met de toegankelijkheid en (on)voorwaardelijkheid van wonen?

Merel de Buck en Jeske Jongerius zijn als onderzoeksjournalisten werkzaam bij onderzoeksbureau Momus, voor meer informatie zie: momusmedia.nl

Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Mediafonds Provincie Utrecht.

  • Deel op
Auteur Merel de Buck en Jeske Jongerius
Auteur

Merel de Buck en Jeske Jongerius

Laat uw reactie achter

Reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Nieuwsbrief

Wil je op de hoogte blijven van de artikelen van De Nuk?

Contact

  • redactie@denuk.nl
  • Colofon
  • Adverteren

Disclaimer

  • Privacy Policy

Volg ons

Nieuwsbrief

Wil je op de hoogte blijven van de artikelen van De Nuk?

© 2025 De Nuk - Alle rechten voorbehouden.